Poëzie en stilistiek

Poëzie en stilistiek
Oefenen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 8 min

Items in this lesson

Poëzie en stilistiek
Oefenen

Slide 1 - Slide

Welk belangrijk kenmerk heeft een ballade?
A
De ballade is een refreindicht: één regel wordt een aantal malen herhaald.
B
De ballade is een refreindicht: één regel wordt een aantal malen herhaald.
C
De ballade is een refreindicht: één regel wordt een aantal malen herhaald.
D
Nu weet ik het wel.

Slide 2 - Quiz

Wat is het hoofdmotief van een elegie?
A
de dood
B
het einde van de vreugde der liefde
C
het is een klaaglied dus A en B zijn juist
D
wat sombertjes allemaal

Slide 3 - Quiz

Waaraan kun je een sonnet herkennen?

Slide 4 - Open question

Wat wordt bedoeld met metrum?
A
Het geeft de maat aan.
B
Het is een begrip in de muziek.
C
Het gaat om het ritme.
D
Regelmatige afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen

Slide 5 - Quiz

Wat is juist?
A
kwatrijn is een refrein
B
een kwatrijn bestaat uit vier regels
C
octaaf is achtregels / twee kwatrijnen
D
sextet is twee terzinen

Slide 6 - Quiz

Wat is eindrijm?

Slide 7 - Open question

Liesje leerde Lotje lopen is een vorm van aLLiteratie
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Het Spaanse graan heeft de orkaan doorstaan is een voorbeeld van assonantie (KLINKERrijm)
A
Juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Het duurt een eeuwigheid, zeven kleuren stront schijten, zich een breuk lachen...voorbeeld
A
stijlfiguur: eufemisme
B
stijlfiguur: climax
C
stijlfiguur: hyperbool
D
Stijlfiguur: antithese

Slide 10 - Quiz

Een eufemisme is een verzachtend, verbloemend, verhullend woord
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Tussen droom en daad staan wetten in de weg...stijlfiguur?
A
climax
B
eufemisme
C
antithese
D
enumeratie

Slide 12 - Quiz

's lands grootste kruidenier blijft op de kleintjes letten...stijlfiguur
A
climax
B
antithese
C
hyperbool
D
ironie

Slide 13 - Quiz

Kleine mensen, grote wensen/ op leven en dood/ bij hoog en bij laag/ De dood is niets misschien het doodgaan alles
A
antithese
B
antithese
C
antithese
D
antithese

Slide 14 - Quiz

Een schijnbare tegenstrijdigheid.

De formulering lijkt niet ‘logisch’ te zijn, maar is toch ‘waar’ als je de mededeling nog eens goed leest.
Pas in de volte van de grote stad voel je de leegheid.
A
paradox
B
ironie
C
woordspeling
D
zelfcorrectie

Slide 15 - Quiz

De avond sloop listig naderbij
A
Synesthesie
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymia

Slide 16 - Quiz

O, hoe huilen de molens door het doorgewinterd land
A
personificatie
B
personificatie
C
personificatie
D
ppppeeerrrsonificatie

Slide 17 - Quiz

warme kleuren, een ijzig geluid, een warme stem
A
vergelijking
B
anticlimax
C
parallelisme
D
synesthesie

Slide 18 - Quiz

Ik hoor het licht het zonlicht pizzicato (Hans Andreus)
A
synesthesie
B
synesthesie
C
Ik voel het niet
D
synesthesie

Slide 19 - Quiz

Voorbeeld van SE-vragen
1. Beschrijf het karakter van het personage in strofe 1 en 2 in maximaal 15 woorden.
2. Citeer en benoem de stijlfiguur in versregel 1 van strofe 2.
3. Leg in maximaal 20 woorden uit wat er wordt bedoeld met de laatste versregel.




Slide 20 - Slide