Engels deviant op weg naar A1 thema 5 opdracht 20

Engels
Vorige lessen:
Veel woorden geleerd die te maken hebben met gezondheid en ziekte

Doel van deze les:

Korte Engelse zinnen kunnen maken die te maken hebben met gezondheid en ziekte.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EngelsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Engels
Vorige lessen:
Veel woorden geleerd die te maken hebben met gezondheid en ziekte

Doel van deze les:

Korte Engelse zinnen kunnen maken die te maken hebben met gezondheid en ziekte.

Slide 1 - Slide

Zet de woorden in de goede volgorde.
Maak er een goede Engelse zin van

Ik ben ziek
I
am
ill

Slide 2 - Drag question

Wat is er aan de hand?
What
is
the
matter?

Slide 3 - Drag question

Ik ga de dokter bellen

Slide 4 - Open question

Ik voel me niet goed

Slide 5 - Open question

Ik heb keelpijn

Slide 6 - Open question

Ik moet naar het ziekenhuis

Slide 7 - Open question

Vorige week
zinnen gemaakt in het engels

Deze week:
Zinnen afmaken in het Engels zodat we een gesprek kunnen voeren.

Dat doen we door: opdracht 20 op blz 168 te maken

Slide 8 - Slide

Zin 1:

Mum, I don't ................ well
A
feel
B
look
C
feeling
D
doctor

Slide 9 - Quiz

Zin 2:

What is .............................
A
er aan de hand?
B
the matter?
C
the feeling?
D
the appointment?

Slide 10 - Quiz

Zin 3:

I have (een zere keel)
A
pain in my throath
B
troathpain
C
a soar throath
D
pain in my back

Slide 11 - Quiz

Zin 4A:

You are not ......... to school today
A
go
B
having
C
have
D
going

Slide 12 - Quiz

Zin 4B:

I am going ............. the doctor
A
to appointment
B
to call
C
to text
D
to mail

Slide 13 - Quiz

Zin 4C:

I must go to the chemist's to get a
A
drugs
B
pill
C
medicine
D
tablet

Slide 14 - Quiz

Zin 5A:

You must ..... at school at 8.
A
are
B
is
C
am
D
be

Slide 15 - Quiz

Zin 5B


Hurry up. It's late. Brush .................... in the bathroom
A
your teeth
B
your feet
C
your hair
D
your legs

Slide 16 - Quiz

Zin 5C:

Put on your ............. because it's cold
A
clothes
B
sweater
C
pants
D
jacket

Slide 17 - Quiz

Wat ga je doen?
1. maak 2-tallen
2. voer een gesprek. Je kunt:
- zin 1, 2, 3 en 4A, 4B en 4C als gesprek pakken (echt ziek)
- zin 1, 2, 3 en 5A, 5B en 5C als gesprek pakken (nep ziek)

3. Zin 1, 2 en 3 spreekt persoon A uit.
4. Zin 4A/4B/ 4C of 5A/ 5B/ 5C spreekt persoon B uit.

Slide 18 - Slide

Volgende week
M.O opdracht 20.

Voer het gesprek met z'n 2en.
Zorg voor een goede uitspraak.
Je krijgt er een punt voor. 

Slide 19 - Slide