Sk_H7_zuren en basen_herhaling_H7.1 t/m H7.3_2021

Herhaling H7.1 t/m H7.3
1 / 49
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhaling H7.1 t/m H7.3

Slide 1 - Slide

H7.1 Zure en basische oplossingen
Leerdoelen - wat leer je in deze paragraaf:
  • wat is een zuur en wat is een base
  • welke informatie de pH geeft over een oplossing
  • hoe je de zuurgraad (= pH) van een oplossing kunt meten

Slide 2 - Slide

Een zuur is een deeltje/stof dat een
H+ ion kan ........
A
opnemen
B
afstaan

Slide 3 - Quiz

In een zure oplossing bevinden zich altijd ........ ionen
A
H+ionen
B
OHionen

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Een base is een deeltje/stof dat een
H+ ion kan ........
A
opnemen
B
afstaan

Slide 6 - Quiz

In een basische oplossing bevinden zich altijd ........ ionen
A
H+ionen
B
OHionen

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Zure oplossingen hebben een...
A
pH < 7
B
pH > 7
C
pH = 7

Slide 9 - Quiz

Basische oplossingen hebben een...
A
pH < 7
B
pH > 7
C
pH = 7

Slide 10 - Quiz

Neutrale oplossingen hebben een...
A
pH < 7
B
pH > 7
C
pH = 7

Slide 11 - Quiz

H7.1 pH  - zuurgraad
  • De zuurgraad van oplossingen noemen we de pH-waarde
  • pH-schaal loopt (meestal) van 0 tot 14
  • Hoe zuurder de oplossing, hoe lager de pH
  • Hoe basischer de oplossing, hoe hoger de pH
  • Een neutrale oplossing heeft pH 7
  • In de scheikunde is het niet zuur vs. zoet
     maar zuur vs. basisch

Slide 12 - Slide

H7.1 pH meten
  • Met een pH-meter (zeer nauwkeurig)


  • Met indicatoren: kleurstoffen waarvan de kleur afhankelijk is van de pH (minder nauwkeurig)


  • universeel indicatorpapier
  • indicator-oplossingen

Slide 13 - Slide

H7.1 pH meten - zuur-base indicatoren (oplossingen)
  • Oplossingen van indicatoren kunnen ook gebruikt worden
  • Bekende zuur-base indicatoren staan met omslagtrajecten in Binas 52A



Slide 14 - Slide

H7.1 pH meten - zuur-base indicatoren (oplossingen)

Slide 15 - Slide

H7.1 pH meten - zuur-base indicatoren (oplossingen)
  • Oplossingen van indicatoren kunnen ook gebruikt worden
  • Bekende zuur-base indicatoren staan met omslagtrajecten in Binas 52A



Slide 16 - Slide

Voor de bepaling van de pH van een oplossing, schenk je een beetje van de oplossing in twee reageerbuizen. Aan buis 1 voeg je 2 druppels methylrood toe, de oplossing kleurt geel. Aan buis 2 voeg je 2 druppels fenolrood toe, de oplossing kleurt opnieuw geel. Wat kun je zeggen over de pH van de oplossing? Gebruik Binas 52A.
A
pH tussen 4,8 en 6,0
B
pH = 6,0
C
pH = 6,6
D
pH tussen 6,0 en 6,6

Slide 17 - Quiz

uitleg
Gebruik Binas tabel 52A
  • buis 1: oplossing + methylrood --> gele kleur dus pH > 6,0
  • buis 2: oplossing + fenolrood --> gele kleur dus pH < 6,6
  • conclusie 6,0 < pH < 6,6

Slide 18 - Slide

H7.2 Zuren, zure oplossingen en pH
Leerdoelen - wat leer je in deze paragraaf:
  • ionisatiereactie van een zuur
  • verschil tussen sterke en zwakke zuren
  • wat is het verband tussen [H+] en pH 
  • berekenen van pH uit [H+] en omgekeerd

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide


A
dat doen de moleculen van salpeterzuur die in de oplossing bewegen
B
salpeterzuur is een sterk zuur en splitst in ionen en die kunnen bewegen in de oplossing
C
omdat de oplossing een hoge pH heeft
D
waterstof reageert met het negatieve ion

Slide 23 - Quiz

Binas tabel 49

  • de zuren staan in de
     linkerkolom
  • de zuursterkte neemt van
     boven naar beneden af
    --> het sterkste zuur in Binas tabel 49 is dus HClO4

Slide 24 - Slide

Binas tabel 49

  • boven H3O+ staan de sterke zuren
  • onder H3O+ en boven H2O
     staan de zwakke zuren
  • onder H2O staan de zeer zwakke zuren ("zijn geen zuren")

Slide 25 - Slide

H7.3 zuurgraad en basegraad

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

H7.3 Basen, basische oplossingen en pH
Leerdoelen - wat leer je in deze paragraaf:
  • ionisatiereactie van een base
  • verschil tussen sterke en zwakke basen
  • wat is het verband tussen [OH-] en pOH 
  • berekenen van pOH uit [OH-] en omgekeerd
  • verband tussen pH en pOH

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Binas tabel 49

  • de basen staan in de
     rechterkolom
  • de basesterkte neemt van
     boven naar beneden toe
    --> de sterkste base in Binas tabel 49 is dus het O2-  ion

Slide 31 - Slide

Binas tabel 49

  • onder OH- staan de sterke basen
  • boven OH- en onder H2O
     staan de zwakke basen
  • boven H2O staan de zeer zwakke basen ("zijn geen basen")

Slide 32 - Slide

H7.3 Sterke en zwakke basen

Slide 33 - Slide

H7.3 Sterke en zwakke basen

Slide 34 - Slide

H7.3 Sterke en zwakke basen

Slide 35 - Slide

H7.3 zuurgraad en basegraad

Slide 36 - Slide

Bereken de pOH van een basische oplossing met [OH-] is 3,15.10^-4 mol/L
A
3,50
B
- 3,50
C
- 3,502
D
3,502

Slide 37 - Quiz

uitleg
[OH-] = 3,15.10-4 mol / L
pOH = - log (0,000315) = 3,501689........

concentratie --> 3 significante cijfers
pH --> 3 decimalen

dus pOH = 3,502

Slide 38 - Slide

H7.3 zuurgraad en basegraad
  • de pH van een basische oplossing is > 7
      een hogere pH --> meer basische oplossing
  • de pOH van een basische oplossing is < 7
    een lagere pOH --> meer basische oplossing

pH + pOH = 14,00 bij  T=298 K
(--> dit geldt ook als er in een opgave geen T staat)

Slide 39 - Slide

Een basische oplossing heeft een pH van 8,9. Wat is de pOH van deze oplossing?
A
8,9
B
22,9
C
5,1
D
-5,1

Slide 40 - Quiz

uitleg
pH = 8,9

er geldt pH + pOH = 14,00

pOH = 14,00 - 8,9 = 5,1

Slide 41 - Slide

H4.4 Herhaling rekenen aan oplossingen
Op de volgende dia's wordt het rekenen aan oplossingen herhaald. 
Dit heb je nodig om de pH en de pOH van oplossingen te kunnen berekenen

Slide 42 - Slide

Molariteit

  • De notatie [formule] wordt gebruikt om de molariteit van een oplossing aan te geven.
  • Bijv. [H+]=0,10 M
  • Hier staat: de concentratie/molariteit van H+ ionen is 0,10 mol per liter oplossing.
  • Je zegt ook wel: de concentratie is 0,10 molair.



Slide 43 - Slide

Even oefenen
Er wordt 5,00 gram azijnzuur (CH3COOH) opgelost in 250 mL water. Bereken de molariteit van deze oplossing.

Antwoord
n = 5,00 g / 60,053 g/mol = 0,083 mol
[CH3COOH] = 0,083 mol / 0,250 L = 0,33 mol/L (of 0,33 M)


Slide 44 - Slide

Je lost 1,30 mol keukenzout (NaCl) op in 6,0 liter water. Bereken de molariteit van de oplossing die ontstaat.

Slide 45 - Open question

Je lost 0,348 mol Na3PO4 op in 4,20 liter water. Geef eerst de oplosvergelijking van Na3PO4 en bereken dan [ Na+ ].

Slide 46 - Open question

Rekenschema
  • gegeven: 5,0 mol NH3 wordt opgelost in
                          20 L water
    gevraagd: wat is de Molariteit van de
                          oplossing
  • de molariteit is 5 mol / 20 L = 0,25 M

Slide 47 - Slide

Rekenschema
  • gegeven: 0,25 M ammonia
    gevraagd: hoeveel mol NH3 is er opgelost
                           in 200 mL ammonia
  • ammonia = NH3 opgelost in water
    0,200 L x 0,25 M = 0,05 mol NH3
    of 200 mL x 0,25 M = 50 mmol NH3 = 0,05 mol NH3

Slide 48 - Slide

oefenen, oefenen, oefenen, .....
Na deze herhalings-Lesson-Up over H7.1 t/m H7.3 kun je zelf kijken of je het begrepen hebt. Goede oefenopgaven zijn:
  • indicatoren: opgave 6, 19, 29
  • zuren en pH: opgaven 10, 14, 15
  • basen en pOH en pH: opgaven 20, 24, 25
  • NOVA online - Versterk jezelf
 
 

Slide 49 - Slide