This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
H15.2 Populaties
Herten in de oostvaardersplassen
Slide 1 - Slide
Inhoud hoofdstuk
15.1 Energiestromen
15.2 Populaties
15.3 Warmte, water en exoten
15.4 Biobrandstof en recycling
15.5 De stad als ecosysteem
Veel toepassen van wat we al weten.
Belangrijk: komt veel terug in het examen.
Slide 2 - Slide
Producenten
Consumenten
Reducenten
Autotroof
Heterotroof
Anorganisch naar organisch
Organisch naar organisch
Organisch naar anorganisch
Fotosynthese
Chemosynthese
Algen
Planten
Schimmels
Bacteriën
Slide 3 - Drag question
Doel 15.2
Je leert enkele evenwichtsvoorwaarden voor populatiegroottes
Je leert wat de kenmerken van een gradiëntecosysteem zijn
Je leert de eilandtheorie en zijn toepassing
Je leert welke effecten invloed hebben op de genetische diversiteit van een populatie
Slide 4 - Slide
Populatiedynamiek
Slide 5 - Slide
Habitat en niche
Habitat:
De leefomgeving van een organisme met de specifieke abiotische en biotische factoren.
Niche:
De wijze waarop de soort de biotische en abiotische factoren in de habitat gebruikt en dus de habitat beïnvloedt.
Slide 6 - Slide
https:
Slide 7 - Link
Beschrijf de habitat van de eekhoorn zo goed mogelijk
Slide 8 - Open question
Beschrijf de niche van de eekhoorn zo goed mogelijk
Slide 9 - Open question
Ecosysteem/ habitat/ niche
Een ecosysteem bevat verschillende habitats.
En verschillende niches binnen de habitats.
Soorten kunnen naast elkaar leven binnen habitats, hun onderlinge relatie blijkt uit hun niches.
Bij overlapping in niche is er concurrentie.
Slide 10 - Slide
Ecosysteem/ habitat/ niche
Soort A en B leven deels in
hetzelfde habitat.
Dit betekent nog niet dat ze
directe invloed op elkaar
hebben.
Verschillende habitats in een ecosysteem
Slide 11 - Slide
Ecosysteem/ habitat/ niche
De niche in het overlappende
deel van de habitat bepaalt
of de soorten elkaar kunnen
beïnvloeden.
Overlapt de niche dan is sprake
van concurrentie.
Verschillende habitats in een ecosysteem
Slide 12 - Slide
Gradiënt ecosysteem
Voordeel: veel habitats en dus veel niches:
grote biodiversiteit
Slide 13 - Slide
Gradiënt ecosysteem (Utrecht)
Slide 14 - Slide
Eilandtheorie
Beschrijft de biodiversiteit in relatie tot de grootte van een eiland (of een ander geïsoleerd ecosysteem) en de afstand tot het vaste land (of tot andere ecosystemen).
BINAS 93C
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Eilandtheorie
Grootte van het eiland beïnvloedt de snelheid van uitsterven.
Klein eiland: veel concurrentie -> soorten sterven sneller uit.
Groot eiland: minder concurrentie -> soorten sterven minder snel uit.
Groene lijnen in de grafiek.
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Eilandtheorie
Afstand van het eiland tot het vaste land (bron van migratie)
Dichtbij: veel migratie
Ver weg: weinig migratie
Meer bij groot eiland dan bij klein eiland door meer beschikbare niches.
Rode lijnen in de grafiek.
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Eilandtheorie
Dynamisch evenwicht: het punt waarop de immigratie gelijk is aan de snelheid van uitsterven.
De biodiversiteit blijft gelijk.
Er verdwijnen wel soorten en die worden vervangen door nieuwe.
Slide 21 - Slide
Bij kolonisatie van 2 even grote eilanden, leeft het grootste aantal soorten op het eiland
A
dichtbij het vaste land
B
ver van het vaste land
Slide 22 - Quiz
Populaties en genetische diversiteit
Twee evolutionaire mechanismen kunnen de genetische diversiteit van een populatie doen dalen/ veranderen:
Founder effect
Flessenhals effect
Slide 23 - Slide
Flessenhals effect
Door een catastrofe wordt een deel van de populatie gedood. De genetische variatie na de catastrofe is kleiner dan die van de oorspronkelijke populatie.
Gebaseerd op toeval.
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Founder effect
Een kleine groep uit een populatie emigreert en sticht een nieuwe populatie.
De genetische variatie van de nieuwe populatie is kleiner dan die van de oorspronkelijke populatie.
Gebaseerd op toeval.
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Slide
Verschil met natuurlijke
Slide 31 - Slide
Verschil met natuurlijke selectie
Belangrijk verschil tussen wijzigingen in genetische variatie in een populatie door natuurlijke selectie en foundereffect/ flessenhals effect:
Natuurlijke selectie is niet gebaseerd op toeval maar op verschil in fitness. Founder effect/ flessenhals effect zijn gebaseerd op toeval (genetic drift).
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Slide
Doel 15.2
Je hebt enkele evenwichtsvoorwaarden voor populatiegroottes geleerd
Je hebt geleerd wat de kenmerken van een gradiëntecosysteem zijn
Je hebt de eilandtheorie en zijn toepassing geleerd
Je hebt geleerd welke effecten invloed hebben op de genetische diversiteit van een populatie