Je leert enkele evenwichtsvoorwaarden voor populatiegroottes
Slide 3 - Slide
Populatiedynamiek
Slide 4 - Slide
Habitat en niche
Habitat (= 'werkplaats'):
De leefomgeving van een organisme met de specifieke abiotische en biotische factoren.
Niche (= 'beroep'):
De wijze waarop de soort de biotische en abiotische factoren in de habitat gebruikt en dus de habitat beïnvloedt.
Slide 5 - Slide
Ecosysteem/ habitat/ niche
Een ecosysteem bevat verschillende habitats.
En verschillende niches binnen de habitats.
Soorten kunnen naast elkaar leven binnen habitats, hun onderlinge relatie blijkt uit hun niches.
Bij overlapping in niche is er concurrentie.
Slide 6 - Slide
Ecosysteem/ habitat/ niche
Soort A en B leven deels in
hetzelfde habitat.
Dit betekent nog niet dat ze
directe invloed op elkaar
hebben.
Verschillende habitats in een ecosysteem
Slide 7 - Slide
Ecosysteem/ habitat/ niche
De niche in het overlappende
deel van de habitat bepaalt
of de soorten elkaar kunnen
beïnvloeden.
Overlapt de niche dan is sprake
van concurrentie.
Verschillende habitats in een ecosysteem
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Gradiënt ecosysteem
- Geleidelijke veranderingen van soortensamenstelling en milieufactoren
Voordeel: veel habitats en dus veel niches:
grote biodiversiteit
Slide 10 - Slide
Eilandtheorie
Beschrijft de biodiversiteit in relatie tot de grootte van een eiland (of een ander geïsoleerd ecosysteem) en de afstand tot het vaste land (of tot andere ecosystemen).
BINAS 93C
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Eilandtheorie
Grootte van het eiland beïnvloedt de snelheid van uitsterven.
Klein eiland: veel concurrentie -> soorten sterven sneller uit.
Groot eiland: minder concurrentie -> soorten sterven minder snel uit.
Groene lijnen in de grafiek.
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Eilandtheorie
Afstand van het eiland tot het vaste land (bron van migratie)
Dichtbij: veel migratie
Ver weg: weinig migratie
Meer bij groot eiland dan bij klein eiland door meer beschikbare niches.
Rode lijnen in de grafiek.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Eilandtheorie
Dynamisch evenwicht: het punt waarop de immigratie gelijk is aan de snelheid van uitsterven.
De biodiversiteit blijft gelijk.
Er verdwijnen wel soorten en die worden vervangen door nieuwe.
Slide 18 - Slide
Populaties en genetische diversiteit
Twee evolutionaire mechanismen kunnen de genetische diversiteit van een populatie doen dalen/ veranderen:
Founder effect
Flessenhals effect
Slide 19 - Slide
Flessenhals effect
Door een catastrofe wordt een deel van de populatie gedood. De genetische variatie na de catastrofe is kleiner dan die van de oorspronkelijke populatie.
Gebaseerd op toeval.
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Founder effect
Een kleine groep uit een populatie emigreert en sticht een nieuwe populatie.
De genetische variatie van de nieuwe populatie is kleiner dan die van de oorspronkelijke populatie.
Gebaseerd op toeval.
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Verschil met natuurlijke
Slide 27 - Slide
Verschil met natuurlijke selectie
Belangrijk verschil tussen wijzigingen in genetische variatie in een populatie door natuurlijke selectie en foundereffect/ flessenhals effect:
Natuurlijke selectie is niet gebaseerd op toeval maar op verschil in fitness. Founder effect/ flessenhals effect zijn gebaseerd op toeval (genetic drift).