This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Les vacances, c´était comment?
Bonjour
et
bienvenue!!
Slide 1 - Slide
Jas buiten het lokaal
Telefoon in je tas
Ga rustig zitten op je eigen plaats
Pak je spullen:
agenda, pen, chromebook, boeken, schrift
Tas op de grond naast je tafel
Slide 2 - Slide
Aujourd'hui
- Spreekopdracht = ingeleverd
- Ch. 3 Voca 5 doornemen
- Uitleg + oefenen vraagzinnen
- Afmaken: WB leçon 4->
ex. 1,2,3,4,5, 9,10
- Maken leçon 5 (1 t/m 5)
Slide 3 - Slide
Noteer
donderdag 17 maart
Ch.3
-Leren voca 5
-(AF)Maken WB L. 4 ex. 1,2,3,4,5, 9,10
L.5 ex. 1,2,3,4,5
-Leren voor de toets
Slide 4 - Slide
Nu: leer voca 5 op p. 53
timer
5:00
Slide 5 - Slide
Voca 4
Slide 6 - Slide
Zinnen vragend maken
We hebben twee soorten vraagzinnen:
Vraagzinnen zonder vraagwoord
Heb jij een hond?
Vraagzinnen met vraagwoordWaarom heb jij een hond ?
Slide 7 - Slide
3 manieren om een zin vragend te maken
zonder vraagwoord - Jean est sympa.
1 . Vraagteken achter de normale zin : Jean est sympa? (vragend uitspreken : stem omhoog)
2. Est-ce que + gewone zin bv: Est-ce que Jean est sympa?
3. Omkering van onderwerp (je,tu,il,elle etc) en persoonsvorm, LET OP: dit kan alleen als het onderwerp een persoonlijk voornaamwoord is (je, tu, il, enz) is Est Jean sympa. maar wel: Est-il sympa?
Slide 8 - Slide
Welke vraag is niet juist?
A
Ton frère est souvent malade?
B
Est ton frère souvent malade?
C
Est-ce que ton frère est souvent malade?
Slide 9 - Quiz
Welke vraag is niet juist?
A
Tu as regardé cette série?
B
Est-ce que tu as regardé cette série?
C
As-tu regardé cette série?
D
As-t-tu regardé cette série?
Slide 10 - Quiz
Van welke manier is gebruik gemaakt? Sommes-nous néerlandais?
A
gewone zin vragend makend
B
est-ce que + gewone zin
C
omkering (inversie)
D
vraagwoord + gewone zin
Slide 11 - Quiz
Maak de volgende zin op drie manieren vragend: 'On peut entrer par cette porte.'