This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
De toets heeft twee onderdelen:
Grootheden en eenheden
Eenheden omrekenen
Slide 1 - Slide
Dit is het eerste gedeelte, dit gaat over grootheden en eenheden.
Slide 2 - Slide
Wat het symbool voor de grootheid volume?
A
v
B
V
C
L
D
P
Slide 3 - Quiz
Wat is de eenheid van de massa?
A
(kilo)gram
B
meter
C
newton
D
graden
Slide 4 - Quiz
Welke grootheid hoort er bij de eenheid newton?
A
veerconstante
B
massa
C
stroomsterkte
D
kracht
Slide 5 - Quiz
Welke eenheid is GEEN eenheid van tijd?
A
seconde
B
uur
C
jaar
D
stopwatch
Slide 6 - Quiz
Wat is de eenheid van de grootheid rendement? Let op juiste schrijfwijze!
Slide 7 - Open question
Welke twee grootheden meet je met een winkelhaak (zie afbeelding).
Slide 8 - Open question
Wat is de grootheid in de volgende zin: Ik heb een boete omdat ik 90 km/h reed waar ik maar 80 km/h mocht rijden.
Slide 9 - Open question
Wat is de beste definitie van een eenheid.
A
De eenheid is een afkorting van de grootheid.
B
De eenheid geeft betekenis aan het getal.
C
De eenheid is het gene wat gemeten wordt.
D
De eenheid is de maat waarin je de grootheid meet.
Slide 10 - Quiz
Kracht is een....
A
Grootheid
B
Eenheid
C
Geen van beide
D
Beide
Slide 11 - Quiz
Wat is de centrale eenheid in de volgende gegevens. Op een USB-stick staat 128 kilobyte.
Slide 12 - Open question
Wat betekent het volgende woord: hecto?
Slide 13 - Open question
Grootheid
Symbool
Afkorting
Eenheid
Massa
g
F
N
liter
Maak de tabel compleet.
m
gram
kracht
newton
volume
L
V
Slide 14 - Drag question
Welke grootheid meten we met het instrument in de afbeelding hiernaast?
A
Gewicht
B
Massa
C
Volume
D
Temperatuur
Slide 15 - Quiz
De tijd die de klok weergeeft is 8 uur.
Wat is de grootheid in de zin?
A
De tijd
B
De klok
C
8 uur
D
weergeven
Slide 16 - Quiz
In deze tabel staan verschillende grootheden. Wat is het symbool van oppervlakte?
ps. je kan op de afbeelding klikken.
A
a
B
A
C
vierkante meter
D
m3
Slide 17 - Quiz
In deze tabel staan verschillende grootheden. Wat is de eenheid van volume?
ps. je kan op de afbeelding klikken.
A
kubieke centimeter
B
V
C
dat staat niet in de tabel
D
m3
Slide 18 - Quiz
In deze tabel staan verschillende grootheden. Wat is de afkorting van de de eenheid van rendement?
ps. je kan op de afbeelding klikken.
A
rendement
B
procent
C
%
D
Ω
Slide 19 - Quiz
Vanaf dit gedeelte gaat het over het omrekenen van eenheden.
Slide 20 - Slide
3 m = ... mm
A
300
B
3
C
30000
D
3000
Slide 21 - Quiz
1,0 DaL = ... mL
A
1000
B
10.000
C
100
D
1,0
Slide 22 - Quiz
kl - hl - dl - l - dal - cl - ml
A
goed
B
fout
Slide 23 - Quiz
8,4 kN = ... N
A
8400
B
0,0084
C
840
D
0,084
Slide 24 - Quiz
Een marathon is 42195 m. Hoeveel km is dit?
A
4,2195 km
B
42,195 km
C
421,95 km
D
4219,5 km
Slide 25 - Quiz
15 km = ..... cm Alleen getal geven als antwoord
Slide 26 - Open question
240 dL = ..... L Alleen getal geven als antwoord
Slide 27 - Open question
16 kΩ = ..... Ω Alleen getal geven als antwoord
Slide 28 - Open question
Tigo doet een onderzoek, hij wil de valsnelheid van een ei bepalen. Hij laat een ei van de bovenste verdieping naar beneden vallen. De computer geeft weer dat de valtijd 0,78 s is.