V4 Herhaling Middeleeuwen

De Middeleeuwen






Herhaling tijdvak 3 en 4
1 / 45
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

De Middeleeuwen






Herhaling tijdvak 3 en 4

Slide 1 - Slide

Tijdvak 3

Slide 2 - Mind map

Welke gebeurtenis wordt gezien als het einde van de Oudheid en het begin van de Middeleeuwen?
A
De Germaanse volksverhuizingen in Europa.
B
De ondergang van het West-Romeinse Rijk.
C
De ondergang van het Oost-Romeinse Rijk.
D
Het begin van de regeerperiode van Karel de Grote.

Slide 3 - Quiz

Leven op het platteland
  • Na de Romeinen verdwenen de steden.

  • De mensen gingen op het platteland wonen: hier was meer veiligheid én meer voedsel.
  • Men ging leven van het platteland.
  • Geen overschotten meer, dus ook geen handel meer.

Slide 4 - Slide

Leven op het platteland


Voor meer veiligheid vroegen veel boeren bescherming aan een rijkere boer of heer in de buurt, in ruil voor (een deel van) hun oogst.

Heren konden veel grond verzamelen: een domein.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Wat is het verschil tussen horigen en vrije boeren?
timer
3:00

Slide 7 - Open question

Hofstelsel
  • Horigen zijn niet vrij en moeten toestemming vragen aan de heer om het land te mogen verlaten of zelfs om te trouwen.
  • Horigen moeten een deel van de opbrengst afstaan aan de heer.
  • Horigen moesten "herendiensten" verrichten.
  • Dit heet hofstelsel.

Slide 8 - Slide


De hulp van God


  • Het leven van de mensen in de vroege Middeleeuwen was zwaar.
  • Veel van de dingen om hen heen begrepen ze niet.

  • Bij ziektes, natuurrampen of hongersnoden vroegen ze God om hulp.
  • De mensen van de kerk, de geestelijken, hielpen hen hierbij.
  • Hiervoor moesten de boeren wél belasting betalen...

Slide 9 - Slide

Door het harde leven gingen veel mensen
het christendom extra belangrijk vinden. Waarom was dat zo?
A
De mensen hoopten dat God hen zou beschermen tegen honger, ziekte en dood.
B
In de Bijbel staat hoe je betere medicijnen kunt maken en hoe je grotere oogsten kunt krijgen.
C
Als je christen was, mocht je in een klooster wonen. Daar was wel genoeg voedsel.
D
Als je arm, maar goed geleefd had, werd je na je dood erg rijk in de hemel.

Slide 10 - Quiz

Welke drie standen ontstaan er in de samenleving?

Slide 11 - Open question


Het Frankische Rijk
751-870








  • Het Frankische volk kreeg de macht over een groot deel van Europa.
  • De bekendste Frankische koning was Karel de Grote.  
  • In het jaar 800 werd hij zelfs keizer van het Heilige Roomse Rijk

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide


Het leenstelsel

  • Karel de Grote kon zijn land niet alleen besturen.
  • Daarom kreeg hij hulp van vazallen: mannen die met hem meevochten

  • Zijn trouwste vazallen kregen als beloning ieder een gebied in leen. 
  • Zij mochten dit namens hem besturen: zij werden zijn leenmannen.
  • Het leenstelsel heet ook wel: feodalisme

Slide 14 - Slide

Leenheer (koning of keizer)
Leenman (hertog, graaf, bisschop)
Achterleenman (baron, rijke ridders)
Achterachterleenman (minder rijke ridders)

Slide 15 - Slide

Wat is een goed voorbeeld
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een hulpje van hem.

Slide 16 - Quiz

Welke plicht heeft een leenman?
A
Hij moet in zijn gebied maar doen waar hij zin in heeft (net als Tygo).
B
Hij moet elke ochtend bijtijds opstaan (zoals Jurre).
C
Hij moet trouw beloven aan zijn leenheer.
D
Hij moet delen van zijn gebied doorlenen aan onderleenmannen.

Slide 17 - Quiz

Leg in eigen woorden uit:
Wat is het verschil tussen leenstelsel en hofstelsel?
timer
5:00

Slide 18 - Open question

Tijdvak 3
- Hofstelsel/ domeinstelsel (economisch)
- Leenstelsel/ feodale stelsel (politiek)
- Verspreiding christendom (cultureel)
- Islam (cultureel)

Slide 19 - Slide

Tijdvak 4

Slide 20 - Mind map

Tijdvak 3
- Hofstelsel
- Leenstelsel
- Verspreiding christendom
- Islam
Tijdvak 4
- Opkomst van handel en ambacht -> herleven landbouw-stedelijke samenleving
- Zelfstandigheid van steden 
- Staatsvorming en centralisatie 
- Investituurstrijd
- Christelijke expansie buiten Europa: kruistochten

Slide 21 - Slide

Voorbeeld examenvraag
Rond 800 is in West-Europa, in vergelijking met de Tijd van Grieken en Romeinen, veel veranderd. Er zijn veranderingen op politiek, sociaaleconomisch en religieus-cultureel gebied. Een voorbeeld van een verandering is het ontstaan van het hofstelsel.

Leg uit of het ontstaan van het hofstelsel een politieke, een sociaaleconomische of een religieus-culturele verandering is. (2p)

Slide 22 - Slide

Antwoord geven op een vraag
- Kijk goed naar het puntenaantal 
- Let op signaalwoorden: geef, noem, leg uit, zet uiteen
- Herhaal in je antwoord de vraag
- Bron gebruiken: citeer uit bron en licht toe
- KA noemen: geef omschrijving van KA (en eventueel: leg uit)

Slide 23 - Slide

Bronnen lezen
- Neem een markeerstift mee
- Let op signaalwoorden 
- Lees goed introductie + onderschrift 
- Betrouwbaarheid: let niet alleen op het jaartal, maar vooral ook op de achtergrond van de maker

Slide 24 - Slide

Herleven landbouw-stedelijke samenleving
  • Rust (einde invasies vikingen), nieuwe landbouwtechnieken (oa. drieslagstelsel) --> bevolkingsgroei
  • Handel op gang --> geldeconomie
  • Steden ontstaan langs knooppunten (wegen, rivieren, kloosters)
  • Specialisatie (ambachten, niet meer iedereen is boer)
  • Internationale handel (Hanze)

Slide 25 - Slide

Zelfstandigheid steden
  • Steden kopen rechten van leenheer (privileges). Voorbeelden: tol heffen + muur bouwen
  • Stadsrecht: eigen regels voor bestuur, rechtspraak
  • Macht van steden groeit
  • Voordeel heer: belastingen + militaire steun

Slide 26 - Slide

Berlijnse Muur 1961
Deze muur komt te vroeg

Slide 27 - Slide

Centralisatie en staatsvorming
  • Vroege middeleeuwen: rondreizende koningen
  • Verandering: komst geldeconomie -> organiseren bestuur met ambtenaren (die daar voor betaald krijgen, ipv systeem van trouw)
  • Koningen willen centraliseren: vanuit hoofdstad besturen + overal dezelfde wetten en regels (doel: eenheid)

Slide 28 - Slide

Investituurstrijd
Conflict over benoemen bisschoppen

  • Bisschoppen zijn in dienst van de kerk, dus de Paus vindt dat hij dat mag doen (geestelijke macht)
  • Koningen bemoeien zich met de benoeming omdat bisschoppen vaak belangrijk zijn in hun gebied 
  • Compromis: paus macht over geloof, koning alles daarbuiten

Slide 29 - Slide

Kruistochten
- Paus roept rond 1100 op tot kruistochten
- Doel: terugdringen invallers in Byzantijnse rijk + bevrijden heilige land (Palestina) van de Islam
- Veel vrijwilligers, want: plek in hemel, zoeken naar beter bestaan of macht buiten Europa krijgen (edelen)

Slide 30 - Slide

Paus Urbanus II roept op tot het houden van een kruistocht

Slide 31 - Slide

Welke motieven had de paus om op te roepen tot een kruistocht in 1096?

Slide 32 - Open question

Belangrijke jaartallen tijdvak 4

- Rond 1100: opkomst steden + kruistochten
Belangrijke begrippen tijdvak 4

- Geldeconomie, handel, ambacht, specialisatie
- Zelfstandigheid, privileges, stadsrecht
- Centralisatie, staatsvorming, eenheid
- Investituurstrijd
- Kruistochten

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Beantwoord deze vragen

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Hoe is de vraag opgebouwd?

  • Gebruik bron 1.
  •  2 punten.
  • 1 punt voor het verklaren van de aantrekkelijkheid van het christendom. 
  • 1 punt waarom het aantrekkelijk is voor slaven.

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

  • 2 punten.
  • 1 punt, uitleg gele gedeelte.
  • 1 punt, uitleg groene gedeelte.
  • Het gaat over de christelijke religie, dus om de inhoud van het geloof.

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

  • 4 punten.
  • 1 punt voor de uitzonderingspositie van de Bataven. (bron)
  • 1 punt voor het economisch belang van overwonnen volken, geconcludeerd uit deel 1. (bron)
  • 1 punt voor het benoemen van de situatie in de laatste eeuw van het West-Romeinse Rijk. (eigen kennis)
  • 1 punt voor de toename van militair belang van overwonnen volkeren. (eigen kennis)

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide