week 25

Bienvenue!
1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bienvenue!

Slide 1 - Slide

Aujourd'hui
* aller + futur proche
* herhalen zinnen en woorden

Slide 2 - Slide

Onregelmatige ww
Dit type werkwoorden moet je altijd uit je hoofd leren.
Jullie kennen al: avoir (hebben) + être (zijn)
Daar komt nu bij: aller (gaan)

Slide 3 - Slide

De vormen van ALLER (gaan)
Je vais
Tu vas
Il/elle/on va
Nous allons
Vous allez
Ils/elles vont

Slide 4 - Slide

Voorbeelden
Ik ga naar school. - Je vais à l'école.
Wij gaan naar Parijs. - Nous allons à Paris.
Hij gaat naar huis. - Il va à la maison.

Slide 5 - Slide

Futur proche
Praten over de nabije toekomst!

Slide 6 - Slide

Hoe maak je de futur proche?
Heel makkelijk! Het is een vorm van ALLER (=gaan) + heel ww.

Bijvoorbeeld:
 Ik ga werken = Je vais travailler
Jij gaat wonen = Tu vas habiter

Je kunt dus voortaan ook vertellen wat je gaat doen


Slide 7 - Slide

Leerdoelen bij deze bron:
- Je kent alle vormen van ALLER uit je hoofd.
- Je weet hoe je de FUTUR PROCHE moet gebruiken.

Maak nu de opdrachten bcd op het blad dat je van de docent krijgt.


Slide 8 - Slide

Voorbeeld toetsvraag
Zet de zin in de tegenwoordige tijd in de futur proche:

Nous parlons français. - Nous allons parler français.

Slide 9 - Slide

Antwoorden oefening b
1. vas faire
2. vais visiter
3. allons manger
4. va parler
5. vont danser
6. allez jouer

Slide 10 - Slide

Antwoorden oefening c
1. Je vais acheter un ticket de métro. (Ik ga een metroticket kopen)
2. Mon frère va trouver un restaurant. (Mijn broer gaat een restaurant zoeken)
3. Nous allons visiter le musée du Louvre. (Wij gaan het museum het Louvre bezoeken)
4. Tu vas regarder un match du PSG. (Jij gaat een wedstrijd van PSG kijken)

Let op: In het Frans blijft de vorm van aller en het hele werkwoord bij elkaar. In het Nederlands hebben we een andere volgorde. Zie de vertalingen achter de zinnen.

Slide 11 - Slide

Antwoorden oefening d
1. Il ne va pas jouer de la guitare.
2. Je ne vais pas acheter deux croissants pour le petit-déjeuner.
3. Ce soir, nous n'allons pas regarder le journal à la télé.
4. Cet après-midi, on ne va pas visiter le château de Versailles.
5. Cet été, mes parents ne vont pas acheter la maison près de la plage.

De ontkenning ne..pas staat rond de persoonsvorm, de vorm van het werkwoord aller.

Slide 12 - Slide

Oefenen woorden
1. de groene pet
2. het nieuwe merk
3. echt
4. de schoenen
5. de korting

Slide 13 - Slide

1. de groene pet
- la casquette verte
2. het nieuwe merk
- la nouvelle marque
3. echt
- vraiment
4. de schoenen
- les chaussures
5. de korting - la réduction

Slide 14 - Slide

Zinnen
Wat is de vraag?
1. J'aime porter un jean.
2. Non, il a les yeux bleus.
3. Non, il est de taille moyenne.

Slide 15 - Slide

Wat is het antwoord?
1. J'aime porter un jean.
- Qu'est-ce que tu aimes porter?
2. Non, il a les yeux bleus.
- Il a les yeux verts?
3. Non, il est de taille moyenne. - Il est grand/petit?

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide