1.4 Wordt alles duurder?

Terugblik
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Terugblik

Slide 1 - Slide

Romy is klant bij de vier bedrijven hieronder. Bij elk bedrijf heeft ze een andere soort uitgaven. Combineer de bedrijven met de passende soort uitgaven. Sleep ze naar elkaar toe
Incidentele uitgaven
vaste lasten
huishoudelijke uitgaven
persoonlijke uitgaven
Uitgaanscentrum de Korenmolen
Verte gordijnstoffen en tapijten
De echte groenteman
Invita-sportschool

Slide 2 - Drag question

gratis koffie of thee op haar werk;
Rente op haar spaarrekening
loon voor het werken in de Tuin
Het inkomen van Esmee bestaat uit drie soorten sleep de goede inkomens vorm er achter.
Natura
Overdracht
Arbeid

Slide 3 - Drag question

Lesdoelen
Hoe je een verandering in procenten kunt berekenen.
Wat inflatie is
Wat de gevolgen van inflatie zijn voor de koopkracht
Hoe inflatie met indexcijfers wordt berekent
Hoe je berekeningen maakt met behulp van indexcijfers

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

De prijs van brood is gestegen van 3 euro naar 3,5 euro. Met hoeveel procent is de prijs gestegen?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Het inkomen van Ahmed stijgt met 2,5% de prijzen stijgen met 1,5% met hoeveel % stijgt of daalt de koopkracht?

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Spaargeld 2020: € 500
Spaargeld 2021: € 550
Bereken de procentuele verandering.
A
9,1%
B
-10%
C
450%
D
10%

Slide 12 - Quiz

Ik verdien met mijn bijbaantje in 2020 €7.000 in 2019 verdien ik €12.000. Wat is de procentuele verandering?
A
-41,7%
B
58,3%
C
71,4%
D
171,4%

Slide 13 - Quiz

Procentuele verandering
A
(nieuw-oud)/nieuw x 100%
B
(nieuw-oud)/oud x 100%
C
nieuw/oud x 100 - 100
D
oud/nieuw x 100 - 100

Slide 14 - Quiz

Is in 2017 de koopkracht gestegen of gedaald?
A
Gestegen
B
Gedaald

Slide 15 - Quiz

Hoe zat dat ook al weer met inflatie? Door inflatie kan je...
A
meer besteden, daardoor wordt koopkracht meer
B
minder besteden, daardoor wordt koopkracht minder
C
Meer besteden, daardoor wordt koopkracht minder
D
Minder besteden, daardoor wordt koopkracht meer

Slide 16 - Quiz

Wat gebeurt er met de koopkracht in situatie B?
A
Stijgt met 1%
B
Daalt met 1%
C
Stijgt met 9%
D
Daalt met 9%

Slide 17 - Quiz

Kies het juiste antwoord.

Bij inflatie stijgt/daalt de koopkracht.
Bij deflatie stijgt/daalt de koopkracht
A
daalt, daalt
B
daalt, stijgt
C
stijgt, daalt
D
daalt, daalt

Slide 18 - Quiz

Lesdoelen
Hoe je een verandering in procenten kunt berekenen.
Wat inflatie is
Wat de gevolgen van inflatie zijn voor de koopkracht
Hoe inflatie met indexcijfers wordt berekent
Hoe je berekeningen maakt met behulp van indexcijfers

Slide 19 - Slide


Leerdoelen waren voor mij duidelijk.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Slide 21 - Video