1.4 alles duurder

     Welkom!
*                                                                                                                                                                       
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

     Welkom!
*                                                                                                                                                                       

Slide 1 - Slide

Planning
1. Spullen op orde?
2. Herhalen vorige les
3. Bespreken huiswerk
4. Paragraaf 1.4.
5. Opdrachten maken
6. Les afsluiten

Slide 2 - Slide

1. Spullen op Orde?
  • Boek Pincode mee
  • Opgeladen chromebook mee
  • Rekenmachine mee
  • Pen mee
  • Schrift mee

Slide 3 - Slide

2. Herhalen vorige les

Slide 4 - Slide

Wat voor soort uitgave is er afgebeeld?
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 5 - Quiz

Wat voor soort inkomen wordt afgebeeld?
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit bezit
C
Overdrachtsinkomen
D
Inkomen uit natura

Slide 6 - Quiz

Wat voor soort uitgave is er afgebeeld?
A
Huishoudelijke uitgave
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 7 - Quiz

Wat voor soort inkomen wordt afgebeeld?
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit bezit
C
Overdrachtsinkomen
D
Inkomen uit natura

Slide 8 - Quiz

Wat voor soort uitgave is er afgebeeld?
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 9 - Quiz

Wat is een begroting?

Slide 10 - Open question

Robin spaart een jaar lang elke week €10.
bereken hoeveel Robin per maand spaart.
A
43,33
B
34,33
C
40
D
40,33

Slide 11 - Quiz

Je wil over een half jaar een hoverboard van 120 euro kopen. Hoeveel moet je elke maand reserveren?
A
120:12 = 12 euro
B
120:3 = 40 euro
C
120:6 = 24 euro
D
120:6 = 20 euro

Slide 12 - Quiz

3. Bespreken huiswerk

Slide 13 - Slide

4. Paragraaf 1.4. Alles wordt duurder

Slide 14 - Slide

Koopkracht en inflatie
De hoeveelheid producten die je kunt kopen, noem je koopkracht
Deze hangt af van:
* Het inkomen
*prijzen  en/of prijsstijgingen

Inflatie=  algemene stijging van de prijzen. 
deflatie = algemene prijsdaling. 

Om procentuele veranderingen hierin te berekenen, gebruiken we een formule!

Slide 15 - Slide

Procentuele veranderingen


(nieuw - oud) / oud * 100 = procentuele verandering

Bijvoorbeeld:
gas in augustus 2021: €0,25
gas in augustus 2022: €2,00

(€2,00 - €0,25) / €0,25 * 100 = 700% gestegen!

Slide 16 - Slide

Welk gevolg heeft inflatie voor je koopkracht?

Slide 17 - Open question

Koopkracht
Als je inkomen hetzelfde blijft en de prijzen stijgen, daalt je koopkracht.

Als je inkomen stijgt en de prijzen hetzelfde blijven, stijgt je koopkracht.

Wanneer je koopkracht stijgt, kun je meer behoeften vervullen. Je welvaart stijgt dan.

Slide 18 - Slide

Koopkracht

Slide 19 - Slide

             Uitleg Indexcijfer

Slide 20 - Slide

 Indexcijfer
  • Een indexcijfer laat dus een procentuele verandering zien ten opzichte van een bepaald jaar.
  • Zo kan je de verandering van de lonen en prijzen makkelijk zien!

Slide 21 - Slide

Formule indexcijfer
  • Het basisjaar heeft het indexcijfer 100.
  • Formule indexcijfer: (nieuw getal : getal basisjaar) × 100 = indexcijfer.
  • Een indexcijfer rond je meestal af op een heel getal.
  • Als het indexcijfer 106 is, is deze tov het basisjaar met 6% gestegen!

Slide 22 - Slide

Opdrachten van 1.4 maken
Paragraaf 1.4; blz 22 t/m 25 opdrachten 1 t/m 11

25 minuten de tijd!

Klaar? Dan blz 29 opgaven 21 t/m 25

Slide 23 - Slide

Les afsluiten
1. Wat is koopkracht?
2. Waar hangt de koopkracht vanaf?
3. Wat is inflatie?
4. Wat is het gevolg van inflatie?
5. Hoe breken je een indexcijfer?

Slide 24 - Slide

Dankjewel en tot ziens!

Slide 25 - Slide