1 vmbo-bk Thema 3.6 Ordenen: Dieren

• Biologie / Verzorging
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1

3.6 Dieren

wat gaan we vandaag doen?

herhalen vorige basisstoffen

leerdoelen vandaag

nieuwe theorie: 3.6 Dieren

zelf aan de slag

herhalen leerdoelen

Cellen van bacteriën hebben een celwand

1. Goed
2. Fout

De meeste soorten bacteriën voeden zich met dode resten van organismen.

1. Juist
2. Onjuist

Bacteriën planten zich voort door sporen.

1. juist
2. Onjuist

Bij de bereiding van yoghurt en zuurkool worden bacteriën gebruikt.

1. juist
2. onjuist

Cellen van dieren hebben een celwand

1. Goed
2. Fout

Bekijk de afbeelding.

Van welk organisme is cel B afkomstig?

1. Van een bacterie
2. Dier
3. Plant
4. Schimmel

Bekijk de afbeelding.

Van welk organisme is cel A afkomstig?

1. Van een bacterie
2. Dier
3. Plant
4. Schimmel

Wat is een voorbeeld van een eencellige schimmel?

1. champignon
2. paddenstoel
3. gist
4. zowel a,b als c

Paddenstoelen behoren tot het rijk van de schimmels

1. Juist
2. Onjuist

In welke twee groepen kunnen de planten worden ingedeeld?

Hoe planten mossen zich voort?

1. Zaden
2. Sporen
3. Bloemen
4. Vruchten

Hebben alle planten ook bloemen?

1. Alleen de zaadplanten
2. De zaadplanten en de sporeplanten
3. Alleen de sporeplanten

herhalen 3.5 Planten

planten kun je indelen in 2 kleinere groepen:

- sporenplanten (planten zonder bloemen)

- zaadplanten (planten met bloemen)

sporeplanten

- mossen en varens

- planten zich voort door middel van sporen (net als een schimmel)

- bij mossen zitten deze sporen in sporendoosjes

- bij varens zitten deze sporen in sporenhoopjes

zaadplanten

- hebben bloemen

- planten zich voort door middel van zaden

- de zaden ontstaan in de bloemen

leerdoelen vandaag (3.6)

Aan het einde van de les:

- kan je vertellen wat een skelet is en welke soorten skeletten er zijn

- kan je voorbeelden noemen van gewervelde en ongewervelde dieren

3.6 Dieren

Dieren kan je, net als planten, verder onderverdelen in groepen.

Een manier om dieren in groepen te verdelen, is door te kijken naar het skelet.

3.6 Dieren

skelet = de stevige delen van een dier

Functie van het skelet:

- stevigheid

- bescherming

3.6 Dieren

Dieren kunnen verschillende soorten skeletten hebben:

- geen skelet: kwal

- inwendig skelet: en skelet aan de binnenkant van het lichaam

voorbeeld: mens, hond

- uitwendig skelet: een skelet aan de buitenkant van het lichaam

voorbeeld: mossel, slak, kever

3.6 Dieren

Een onderdeel van het inwendig skelet is de wervelkolom.

Een wervelkolom bestaat uit wervels.

Ook de mens heeft een wervelkolom.

Dit noem je ook wel de ruggengraat.

3.6 Dieren

Dieren met een wervelkolom noem je gewervelde dieren.

De wervelkolom is dus een kenmerk van gewervelde dieren.

Dieren zonder wervelkolom noem je ongewervelde dieren.

Sommige ongewervelde dieren hebben wel een skelet (schelp, huisje, pantser).

VRAGEN??

zelf aan de slag

3.6 Dieren: lees de tekst en maak de opdrachten:

opdracht 33 t/m 36 maken