What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Oefenen taalkwesties
Taalkwesties oefenen
Je hebt je de afgelopen periode verdiept in vijf taalkwesties:
‘Me’ of ‘mijn’
Bezittelijke voornaamwoorden: haar, zijn, hem, het, zij, hij
Aanwijzende voornaamwoorden: deze, die, dit, dat
Woorden met een hoofdletter
Signaalwoorden en Tekstverbanden
1 / 43
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 3
This lesson contains
43 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
3 videos
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Taalkwesties oefenen
Je hebt je de afgelopen periode verdiept in vijf taalkwesties:
‘Me’ of ‘mijn’
Bezittelijke voornaamwoorden: haar, zijn, hem, het, zij, hij
Aanwijzende voornaamwoorden: deze, die, dit, dat
Woorden met een hoofdletter
Signaalwoorden en Tekstverbanden
Slide 1 - Slide
Maak de juiste keuze tussen ‘me’ of ‘mijn’.
Wil jij me/mijn helpen zoeken?
Ik heb me/mijn huiswerk niet gemaakt.
Wat wil jij toch van me/mijn?
Wil jij me/mijn even helpen?
Ik ben me/mijn toets kwijt.
Jij krijgt nog geld van me/mijn.
Slide 2 - Slide
Maak de juiste keuze tussen dat, deze, die of dit.
Dat/Deze/Die/Dit jongen zal het wel even maken.
Hij kan dat/deze/die/dit niet gezegd hebben.
Ik vind dat je dat/deze/die/dit niet kunt maken.
Dat/Deze/Die/Dit kan jij niet gezien hebben.
Dat/Deze/Die/Dit houding had hij toen ook al.
Wat vindt je collega van dat/deze/die/dit antwoorden?
Slide 3 - Slide
Signaalwoorden
Caspar houdt niet van vrouwenvoetbal, maar zijn zus Myrthe is er dol op.
Joost gaat niet in de achtbaan, want hij heeft hoogtevrees.
Vroeger durfde Pascale niet in de attracties van de Efteling. Nu gaat ze maar al te graag in de Python.
Doordat Mariette naast haar beste vriendin kan zitten, is ze niet meer zo snel bang in de achtbaan.
Bovendien is Mariette een stuk ouder dan de laatste keer dat zij naar de Efteling ging.
Slide 4 - Slide
Tijd
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger.
Slide 5 - Slide
Opsomming
En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens
Slide 6 - Slide
Tegenstelling
Maar, in tegenstelling tot,
Slide 7 - Slide
Oorzaak – gevolg
Door, doordat, waardoor, te danken aan
Slide 8 - Slide
reden of argument
omdat
want
daarom
vanwege
immers
namelijk
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Hoe heet dit tekstverband?
A
opsomming
B
tijd
C
conclusie
D
volgorde
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Video
Hoe heet dit tekstverband?
A
opsomming
B
volgorde
C
voorbeeld
D
conclusie
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Video
Hoe heet dit tekstverband?
A
voorbeeld
B
opsomming
C
tegenstelling
D
oorzaak-gevolg
Slide 15 - Quiz
Als ik naar school ga moet ik eerst met de fiets, daarna met de trein en vervolgens nog een stuk lopen
Slide 16 - Slide
Hoe heet dit tekstverband?
A
opsomming
B
volgorde
C
voorbeeld
D
conclusie
Slide 17 - Quiz
Welk woord hoort op het stippellijntje?
In een tekst zijn er ...... tussen woorden,
zinnen en alinea’s.
Vraag 1 van 10
A
leestekens
B
teksten
C
verbanden
D
regels
Slide 18 - Quiz
Hoe noem je woorden die wijzen op een
verband tussen zinnen of alinea’s?
Vraag 2 van 10
A
trefwoorden
B
synoniemen
C
signaalwoorden
D
uitdrukkingen
Slide 19 - Quiz
Hoe mag je signaalwoorden ook noemen?
Vraag 3 van 10
A
verbindingswoorden
B
verwijswoorden
C
synoniemen
D
werkwoorden
Slide 20 - Quiz
Maak de zin af.
Aan een signaalwoord kun je zien ...
Vraag 4 van 10
A
uit hoeveel alinea’s de tekst bestaat.
B
wat voor soort zin er in de tekst staat.
C
uit hoeveel zinnen de tekst bestaat.
D
wat voor soort verband er in de tekst staat.
Slide 21 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een
tekstverband?
Vraag 5 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
oorzaak-gevolg
Slide 22 - Quiz
Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden
maar
,
toch
en
echter
?
Vraag 6 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie
Slide 23 - Quiz
Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden
want
en
omdat
?
Vraag 7 van 10
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden
Slide 24 - Quiz
Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden
daardoor
en
zodat
?
Vraag 8 van 10
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling
Slide 25 - Quiz
Om welk tekstverband gaat het hier?
Ik kreeg een hapje en een drankje.
Vraag 9 van 10
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling
Slide 26 - Quiz
In welke zin wijzen de signaalwoorden
op een volgorde in tijd?
Vraag 10 van 10
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.
Slide 27 - Quiz
Maak een goede zin met het woord 'daardoor'
Slide 28 - Open question
Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "daardoor"
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Reden
D
Oorzaak-Gevolg
Slide 29 - Quiz
maak een goede zin met het woord 'dus'
Slide 30 - Open question
Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "dus"
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Conclusie
D
Reden
Slide 31 - Quiz
Ik heb alles gedaan wat ik moest, kortom ik ben klaar. Wat is het signaalwoord?
A
ik
B
klaar
C
kortom
D
moest
Slide 32 - Quiz
Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "kortom"
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Conclusie
D
Reden
Slide 33 - Quiz
Als ik klaar ben met mijn werk, ga ik naar huis.
A
als
B
werk
C
huis
D
naar
Slide 34 - Quiz
Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "als"
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Conclusie
D
Voorwaarde
Slide 35 - Quiz
Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "daarom"
A
Opsomming
B
Reden
C
Conclusie
D
Voorwaarde
Slide 36 - Quiz
Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "ook"
A
Opsomming
B
Reden
C
Conclusie
D
Voorwaarde
Slide 37 - Quiz
Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "al met al"
A
Opsomming
B
Reden
C
Conclusie
D
Voorwaarde
Slide 38 - Quiz
Bij welk signaalwoord hoort het tekstverband "oorzaak-gevolg"
A
Ten eerste
B
maar
C
omdat
D
hierdoor
Slide 39 - Quiz
Bij welk signaalwoord hoort het tekstverband "tegenstelling"
A
Ten eerste
B
maar
C
omdat
D
hierdoor
Slide 40 - Quiz
Bij welk signaalwoord hoort het tekstverband "opsomming"
A
aan de ene kant/aan de andere kant
B
Tot slot
C
omdat
D
hierdoor
Slide 41 - Quiz
Bij welk signaalwoord hoort het tekstverband "voorwaarde"
A
maar
B
als
C
concluderend
D
hierdoor
Slide 42 - Quiz
Bij welk signaalwoord hoort het tekstverband "conclusie"
A
daarom
B
op voorwaarde dat
C
concluderend
D
hierdoor
Slide 43 - Quiz
More lessons like this
Les 17: standpunten en argumenten
October 2023
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Tekstverbanden/signaalwoorden
November 2021
- Lesson with
25 slides
Nederlands
MBO
Tekstverbanden en signaalwoorden
November 2023
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 2
leesvaardigheid 2MAVO/HAVO tekstverbanden en signaalwoorden
April 2021
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
H5 tekstverbanden en signaalwoorden
April 2019
- Lesson with
41 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
1.2 Signaalwoorden
September 2020
- Lesson with
26 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Signaalwoorden brugklas vmbo
May 2023
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Klas 4 B en C signaalwoorden
October 2021
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 4