In het onderdeel meetkunde moet je kunnen rekenen met figuren en hoeken. Maar denk ook aan voorstellingen kunnen maken van objecten. Of kunnen redeneren en tekenen.
Zo kan het zijn dat je op een plattegrond gezichtsvelden (kijklijnen) moet kunnen uittekenen. Of van een foto een plattegrond moet kunnen maken. Ook moet je figuren kunnen benoemen. Denk aan een driehoek, parallellogram, rechthoek, vierkant, ruit, en cirkel.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4
This lesson contains 21 slides, with text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
In het onderdeel meetkunde moet je kunnen rekenen met figuren en hoeken. Maar denk ook aan voorstellingen kunnen maken van objecten. Of kunnen redeneren en tekenen.
Zo kan het zijn dat je op een plattegrond gezichtsvelden (kijklijnen) moet kunnen uittekenen. Of van een foto een plattegrond moet kunnen maken. Ook moet je figuren kunnen benoemen. Denk aan een driehoek, parallellogram, rechthoek, vierkant, ruit, en cirkel.
Slide 1 - Slide
Van standaard figuren wordt verwacht dat je de oppervlakte en inhoud kunt berekenen. Zorg dat je dit goed onder de knie krijg. Hiermee kun je namelijk ook de oppervlakte van driedimensionale figuren berekenen. Denk aan een kubus, balk, prisma, cilinder, kegel, bol of piramide. Naast de oppervlakte moet je ook de inhoud van driedimensionale figuren kunnen berekenen.
Bij het onderdeel redeneren en tekenen moet je kunnen beredeneren hoe een symmetrisch object eruitziet. Als je bijvoorbeeld bij een symmetrisch plaatje de helft van het plaatje ziet, moet je kunnen beredeneren hoe de andere helft eruitziet.
Slide 2 - Slide
Meetkunde
Slide 3 - Slide
Lijnen
-lijnen a en b staan loodrecht op elkaar (maken een rechte hoek),
-lijnen b en c zijn evenwijdig aan elkaar (snijden elkaar nooit)
-bij het tekenen van de lijnen gebruik je de geodriehoek
Slide 4 - Slide
Hoeken
Een hoek heeft een hoekpunt en twee benen.
Bij het hoekpunt staat een hoofdletter
Slide 5 - Slide
Hoeken
er zijn 4 soorten hoeken:
A: een rechte hoek (90')
B: een scherpe hoek (<90')
C: een stompe hoek ( >90' en < 180')
D: een gestrekte hoek (180')
Slide 6 - Slide
Hoeken tekenen en meten
Hoeken kan je met een geodriehoek of een koershoekmeter tekenen en meten.
Slide 7 - Slide
Kijkhoek
De kijklijnen zijn de lijnen vanaf het middelpunt tussen de ogen, langs de randen van het raam.
De kijkhoek is de hoek tussen de twee kijklijnen.
Slide 8 - Slide
Driehoek tekenen
Kan op 3 manieren:
- 3 zijden gegeven ( met de passer)
-2 zijden en 1 hoek gegeven (met een geodriehoek)
-1 zijde en 2 hoeken gegeven (met een geodriehoek) zie het plaatje hiernaast
Slide 9 - Slide
Koers
Een windroos heeft 16 windstreken (bv N, NNO, NO, ONO, O)
En onderverdeling in graden
Noord = 0' Oost = 90'
Als gevraagd wordt om een koers, geef je antwoord dan in graden.
Slide 10 - Slide
Kaart en schaal
Schaal 1:500.000 betekent
1 cm op de kaart is 500.000 cm in het echt dus
1 cm op de kaart = 5 km in het echt
Vuistregel: afstand over de weg = 1,2 x afstand hemelsbreed
Slide 11 - Slide
Eigenschappen van vlakke figuren
Zorg dat je de figuren met eigenschappen kent en kan herkennen
Slide 12 - Slide
lijnsymmetrie
(de rode lijnen zijn de symmetrieassen)
Zorg dat je de figuren met eigenschappen kan herkennen
Slide 13 - Slide
Symmetrie
Bij draaisymmetrie kan je een figuur om het middelpunt draaien en komt het op zichzelf terecht. Bij de figuur hiernaast is de kleinste draaiboek 45'
Bij evenwijdige lijnen kan je schuifsymmetrie toepassen. Omdat overstaande hoeken gelijk zijn geldt hier:
S1=S3=R1=R3 en S2=S4=R2=R4
Slide 14 - Slide
2018-1
Tokkelbaan
Slide 15 - Slide
Bovenaanzicht en vooraanzicht?
Slide 16 - Slide
SOLCALTOA
De langste zijde wordt hier schuine zijde genoemd..........