What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
HV2: HH lw/zn/bn/ww
KERN: Grammatica Les A
WOORDSOORTEN
1 / 13
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
This lesson contains
13 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
KERN: Grammatica Les A
WOORDSOORTEN
Slide 1 - Slide
HERHALING
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
hulpwerkwoord / zelfstandig werkwoord
Slide 2 - Slide
Lidwoord (LW)
De, het = bepaald lidwoord.
(Het is
bepaald
, staat vast, wanneer je
de
of
het
gebruikt.)
Een = onbepaald lidwoord.
(
Onbepaald
omdat je
een
zowel voor een
de
- als een
het
-woord kunt zetten.)
Slide 3 - Slide
In deze les
Grammatica woordsoorten
Herhaling theorie
Quizvragen
Slide 4 - Slide
Grammatica woordsoorten
Je benoemt elk woord afzonderlijk, dus je benoemt nu geen zinsdelen.
Het gaat om de functie van het woord in de zin: niet om de betekenis
Slide 5 - Slide
Welke lidwoorden zie je in de volgende zin?
> Lobke legt de klas uit hoe het werkt.
A
de
B
het
C
de, het
D
uit
Slide 6 - Quiz
Leg uit waarom 'het' in deze zin géén lidwoord is.
> Omdat het regent, heb ik de bus gepakt naar school.
Slide 7 - Open question
Zelfstandig naamwoord (ZN)
Woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
Je kunt er meestal de, het of een voor zetten.
Het heeft vaak een vorm voor enkelvoud en meervoud.
Een eigennaam is ook een ZN.
Bijvoeglijk naamwoord (BN)
Zegt iets over het ZN.
Kan voor of achter het ZN staan.
Het BN heeft vaak een korte en een lange vorm (met -e).
Een BN kent meestal de trappen van vergelijking.
Een stoffelijk BN zegt van welk materiaal iets gemaakt is.
Slide 8 - Slide
Sleep de kenmerken van de woordsoorten naar de juiste woordsoort.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Heeft meestal een enkelvoud en een meervoud.
Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
Je kunt er meestal de, het of een voor zetten.
Een eigennaam is een vorm van deze woordsoort.
Deze woordsoort zegt iets over het ZN.
Deze woordsoort staat meestal vóór het ZN.
Deze woordsoort heeft een korte en een lange vorm.
Je kunt vaak de trappen van vergelijking erop toepassen.
Er bestaat ook een stoffelijke variant van deze woordsoort.
Slide 9 - Drag question
"Ik zag twee vliegen vliegen."
Hoeveel werkwoorden in deze zin?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 10 - Quiz
Welk werkwoord hoort niet in het rijtje thuis?
A
eten
B
fietsen
C
zijn
D
schrijven
Slide 11 - Quiz
Zelfstandig werkwoord (ZWW)
Heeft een duidelijke betekenis.
In elke zin zit
altijd
één
ZWW.
Bij meerdere werkwoorden in een zin, staat het ZWW meestal achteraan.
Hulpwerkwoord (HWW)
Heeft een minder duidelijke betekenis.
Pas bij 2 ww'en of meer bevat de zin een HWW.
Er kunnen meer HWW's in
een zin voorkomen.
Bij de bakker
koop
ik gebak.
Ik
heb
gebak
gekocht
bij de bakker.
Ik
zou
ook brood
hebben kunnen
kopen
bij de bakker.
Slide 12 - Slide
Einde
Slide 13 - Slide
More lessons like this
Grammatica woordsoorten
November 2020
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Herhaling gram.woordsoorten lj1
January 2023
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Herhaling gram.woordsoorten lj1
January 2022
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
NN6 HV1/ V1 H1 woordsoorten: zn, lw, bn, zww, hww
January 2024
- Lesson with
42 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Grammatica woordsoorten blw, olw, bn, zn, hww, zww, vz
September 2023
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1
Herhaling grammatica woordsoorten - deel 2
May 2022
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Alle woordsoorten klas 1H
November 2022
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
grammatica woordsoorten deel nakijken
May 2022
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1