Repaso Unidad 5 C2

¡Repasamos!
1 / 32
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

¡Repasamos!

Slide 1 - Slide


Ik ken de namen van 5  landen en 5 nationaliteiten van U5 in het SP.
1 (NO)
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Slide 2 - Poll


Ik kan de werkwoorden  vervoegen in de imperfecto. 
1 (NO0
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO0

Slide 3 - Poll


Ik weet wanneer ik de imperfecto kan gebruiken. 
1 (NO)
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Slide 4 - Poll


Ik kan dingen en mensen met elkaar vergelijken.
1 (NO)
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Slide 5 - Poll


Ik ken de regels om de vergelijkingen te maken.

1 (NO)
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Slide 6 - Poll


Ik ken alle woorden en de frases claves van unidad 5 
1 (NO)
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Slide 7 - Poll

Responde en español:
¿Qué hay en tu escuela?

Slide 8 - Open question

Responde en español:
¿Qué piensas de las clases de Matemáticas?

Slide 9 - Open question

Responde en español:
¿Qué hacías cuando eras pequeño/a?

Slide 10 - Open question

Wanneer gebruik je "Pretérito imperfecto" in het Spaans?

Slide 11 - Open question

Zet de indefinido van HABLAR in de juiste volgorde:
ik sprak
jij sprak
hij/zij u sprak
wij spraken
jullie spraken
zij  spraken
hablaste
hablé
habló
hablaron
hablamos
hablasteis

Slide 12 - Drag question

Zet de indefinido van COMER in de juiste volgorde:
Ik at
jij at
hij/zij u at
wij aten
jullie aten
zij aten
comiste
comí
comimos
comió
comisteis
comieron

Slide 13 - Drag question

Zet de indefinido van VIVIR in de juiste volgorde:
Ik leefde /woonde
jij leefde/ woonde
hij/zij u leefde/woonde
wij leefden/woonden
jullie leefden/woonden
zij leefden/woonden
viviste
viví
vivimos
vivió
vivisteis
vivieron

Slide 14 - Drag question

Schrijf de Pretérito imperfecto van:
estudiar-nosotros

Slide 15 - Open question

Schrijf de Pretérito imperfecto van:
hacer-tú

Slide 16 - Open question

Schrijf de Pretérito imperfecto van:
dormir-vosotros

Slide 17 - Open question

Schrijf de Pretérito imperfecto van:
ser-ella

Slide 18 - Open question

Pretérito imperfecto:
Antes.............(comer-yo) demasiado, (estar-yo) un poco gordo.

Slide 19 - Open question

Pretérito imperfecto:
De pequeña...................(pintar-ella) muy bien.

Slide 20 - Open question

Pretérito imperfecto:
Mi profesor de Matemáticas.................(ser) genial.

Slide 21 - Open question

Pretérito imperfecto:
Mi padre...............(leer) todas las noches antes de irse a dormir.

Slide 22 - Open question

Pretérito imperfecto:
Carla y yo.....................(ser) las mejores amigas del mundo.

Slide 23 - Open question

Vertaal de zin naar het Nederlands:

"Tú eres mejor que yo en español"

Slide 24 - Open question

Vertaal de zin naar het Nederlands:

"Brasil es más grande que España."

Slide 25 - Open question

Vertaal de zin naar het Nederlands:

"El Feyenoord es mejor que el Ajax"

Slide 26 - Open question

Vertaal de zin naar het Nederlands:

"Un avión es más rápido que un tren."

Slide 27 - Open question

De vergrotende trap. Vertaal de zin naar het Spaans:

"Julia is saaier dan Elena." (saai=aburrido/a)



Slide 28 - Open question

De vergrotende trap. Vertaal de zin naar het Spaans:

"Eva is even oud als Elena" oud=leeftijd



Slide 29 - Open question

Vertaal de zin naar het Nederlands:

"Messi es tan bueno como Cristiano Ronaldo."

Slide 30 - Open question

De vergrotende trap. Vertaal de zin naar het Spaans:

"Julia leest meer dan María."



Slide 31 - Open question


Ben je klaar voor de s.o van unidad 5?
1 (No)
2
3
4
5(Sí, por supuesto)

Slide 32 - Poll