This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
Slide 1 - Slide
Fijn dat je er bent!
Pak je lesboek op blz 60,
je etui met een pen en log in op deze LessonUp.
.
timer
3:00
Slide 2 - Slide
Vandaag
Herhaling vorige les
Uitleg samengestelde zin
Gezamenlijke opdracht
Uitleg
Zelfstandig werken en verlengde instructie
Huiswerk nakijken
Vragen stellen
Evaluatie en afsluiting
Slide 3 - Slide
DOEL
- je weet wat een samengestelde zin is
- je weet hoe je meerdere persoonsvormen vindt in samengestelde zinnen
- je kunt werkwoordsvormen in samengestelde zinnen correct spellen
Slide 4 - Slide
Terugblik vorige les
Wat heb je de vorige les geleerd?
Slide 5 - Slide
Aan elkaar of los?
A
bruinebonensoep
B
bruine bonensoep
C
bruine bonen soep
Slide 6 - Quiz
Aan elkaar of los?
A
daar boven
B
daarboven
Slide 7 - Quiz
Aan elkaar of los?
A
Politie auto
B
Politieauto
Slide 8 - Quiz
Aan elkaar of los?
A
tuin fakkels
B
tuinfakkels
Slide 9 - Quiz
Heb je een vraag?
Slide 10 - Slide
Hoofdstuk 2 - Taalverzorging
Paragraaf 1: woorden aan elkaar of los schrijven
Paragraaf 2: werkwoorden in samengestelde zinnen
Paragraaf 3: samengestelde zinnen maken
Slide 11 - Slide
Hoeveel persoonsvormen staan er volgens jou in de volgende zin? Leg je antwoord uit.
Een van deze twee antwoorden:
- 1 persoonsvorm, namelijk maait, want als je de zin in de verleden tijd zet, verandert alleen maait. (Het woord niet is een ontkenning.)
- 2 persoonsvormen, namelijk maait en niet, want als je de zin in de verleden tijd zet veranderen ze beide. (Het woord niet is een vorm van het werkwoord nieten.)
Startopdracht
Bladzijde
60
Een maaimachine maait en een nietmachine niet.
Slide 12 - Slide
Zinnen met meerdere persoonsvormen
Je kunt zinnen samenvoegen tot een samengestelde zin.
Roy legt een som uit.
Alice doet een proefje.
Roy legt een som uit en Alice doet een proefje.
Deze zin heeft twee persoonsvormen namelijklegt en doet.
Slide 13 - Slide
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden die tussen haakjes staan in je schrift.
1. Mijn zus ... (geloven) dat ik morgen tafeltenniskampioen ... (worden).
2. Afgelopen voorjaar ... (fietsen) we elk weekend naar een weiland waar toen schapen met lammetjes ... (grazen).
3. Nadat vorig jaar zomer onze schuur ... (instorten), ... (besluiten) de buren hun schuur ook niet meer te gebruiken.
4. De conciërge ... (controleren) of hij alle deuren ... (hebben) afgesloten.
Opdracht
timer
5:00
Slide 14 - Slide
Wat: Maak opdracht 1 en 2 op bladzijde 60
Hoe:Je mag op fluisterniveau overleggen met degene die naast je zit.
Hulp:Schema werkwoordspelling op bladzijde 200.
Tijd:8 minuten.
Aan de slag
Klaar?
Maak opdracht 3, t/m 4
timer
8:00
Slide 15 - Slide
Zelfstandig werken
Wat: opdracht 3 en 4
Hoe: overleggen op fluisterniveau
Hulp: schema werkwoordspelling
Tijd: tot de laatste vijf minuten
Klaar? Kijk je huiswerk na over los en aan elkaar schrijven. Staat op Magister. Ik loop langs om te kijken hoe het is gegaan.
Slide 16 - Slide
Huiswerk nakijken (Magister)
Slide 17 - Slide
lesdoel gehaald?
- je weet wat een samengestelde zin is
- je weet hoe je meerdere persoonsvormen vindt in samengestelde zinnen
- je kunt werkwoordsvormen in samengestelde zinnen correct spellen
Slide 18 - Slide
Ik heb de lesdoelen gehaald.
😒🙁😐🙂😃
Slide 19 - Poll
Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?