What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
HS 2 Woordenschat; figuurlijk taalgebruik nieuw
HS 2 Woordenschat
Figuurlijk taalgebruik
1 / 34
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2
This lesson contains
34 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
HS 2 Woordenschat
Figuurlijk taalgebruik
Slide 1 - Slide
Lesdoelen:
Je weet het verschil tussen letterlijk en figuurlijk
Je weet wanneer iets letterlijk of figuurlijk bedoeld wordt.
Slide 2 - Slide
Uitleg: letterlijk - figuurlijk taalgebruik
Letterlijk taalgebruik
- je zegt/schrijft precies wat je bedoelt
vb. Ik ben verliefd
Figuurlijk taalgebruik
- je zegt/schrijft iets wat je niet letterlijk bedoelt
vb. Ik heb vlinders in de buik
Slide 3 - Slide
Figuurlijk taalgebruik wordt letterlijk genomen.
Slide 4 - Slide
Figuurlijk taalgebruik wordt letterlijk genomen.
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Quiz
Weet jij het onderscheid te maken tussen letterlijk en figuurlijk?
Let op! Sommige vragen gaan op tijd.
Slide 7 - Slide
Met figuurlijk taalgebruik bedoel je precies wat er staat.
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quiz
Wat is geen voorbeeld van figuurlijk taalgebruik
A
Het zag zwart van de mensen
B
Ik vond het maar een mager cijfer
C
Mijn moeder zegt dat ik dat niet moet doen
D
Dat is niet iets om over naar huis te schrijven
Slide 9 - Quiz
Hij vat de koe bij de hoorns.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 10 - Quiz
De tandarts zei dat ik goed had gepoetst.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 11 - Quiz
Wat een hondeweer!
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 12 - Quiz
Hij staat met z'n mond vol tanden
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 13 - Quiz
Ik heb een wond aan mijn hoofd.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 14 - Quiz
Je kunt me de boom in!
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 15 - Quiz
De meester struikelde over zijn veter.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 16 - Quiz
De aap klimt in de boom.
A
Figuurlijk
B
Letterlijk
Slide 17 - Quiz
De tandarts voelde Mark aan zijn tand.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 18 - Quiz
Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 19 - Quiz
Onder de boom lag een dode mus.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 20 - Quiz
Ik heb vanmorgen op het station twee uur in de kou gestaan.
A
Figuurlijk
B
Letterlijk
Slide 21 - Quiz
Letterlijk iets bedoelen =
A
Iets wat je als grap zegt
B
Is iets wat je precies bedoeld.
C
Iets wat je niet meent
D
Als je liegt
Slide 22 - Quiz
Figuurlijk iets bedoelen=
A
Niet de waarheid spreken
B
Iets precies bedoelen zoals je het zegt
C
Iets niet letterlijk bedoelen
D
Iets als een grap bedoelen
Slide 23 - Quiz
Terugblik op de vorige les
Wat weet jij nog van woordraadstrategieën?
Slide 24 - Slide
Wat doe je als EERSTE als je een moeilijk woord in de tekst tegenkomt?
A
Een woordenboek pakken en het woord opzoeken
B
Een passende woordraadstrategie gebruiken.
C
Nagaan of je de betekenis van het woord nodig hebt om de tekst te begrijpen.
Slide 25 - Quiz
Wat doe je als TWEEDE als je een moeilijk woord in de tekst tegenkomt?
A
Een woordenboek pakken en het woord opzoeken
B
Een passende woordraadstrategie gebruiken.
C
Nagaan of je de betekenis van het woord nodig hebt om de tekst te begrijpen.
D
Slide 26 - Quiz
Wat is GEEN voorbeeld van een woordraadstrategie?
A
synoniem zoeken
B
omschrijving zoeken
C
vooruit lezen
D
voorbeeld zoeken
Slide 27 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een woordraadstrategie?
A
woordenboek opzoeken
B
synoniem zoeken in de tekst
C
teruglezen
D
op google zoeken
Slide 28 - Quiz
Wat doe je als LAATSTE als je een moeilijk woord in de tekst tegenkomt?
A
Een woordenboek pakken en het woord opzoeken.
B
Een passende woordraadstrategie gebruiken.
C
Nagaan of je de betekenis van het woord nodig hebt om de tekst te begrijpen.
D
Slide 29 - Quiz
Hoe zoek je naar een bekend woorddeel?
A
kijken naar samengestelde woorden en voorvoegsels
B
kijken naar voorvoegsels en achtervoegsels
C
kijken naar samengestelde woorden en achtervoegsels
D
Kijken naar samengestelde woorden, voor- en achtervoegsels
Slide 30 - Quiz
Zoek in het woord dat je niet kent naar een.....................Bijvoorbeeld
procentueel: je ziet het woord procent
A
voorbeeld
B
bekend woorddeel
C
achtervoegsel
D
een synoniem
Slide 31 - Quiz
Welke woordraadstrategie gebruik je?
De gemeente subsidieert de vereniging voor bejaarden.
___________
A
Voorbeeld
B
Synoniem
C
Bekend woorddeel
D
Omschrijving
Slide 32 - Quiz
Welke woordraadstrategie pas je toe?
Volgens psycholoog Paul Ekman zijn gezichtsuitdrukkingen onder alle volkeren en rassen.
universeel
A
Bekend woorddeel
B
Omschrijving
C
Synoniem
D
Voorbeeld
Slide 33 - Quiz
EINDE
Volgende les; HS 1 Spelling; Persoonsvorm tt en vt.
Slide 34 - Slide
More lessons like this
Woordenschat H2: figuurlijk taalgebruik
October 2022
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2
HS 2 Woordenschat; figuurlijk taalgebruik
October 2022
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2
HS 2 Woordenschat; figuurlijk taalgebruik
November 2022
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2
Hoofdstuk 2 Woordenschat: figuurlijk taalgebruik
November 2022
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2
figuurlijk taalgebruik, pleonasme, tautologie
January 2023
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
oefentoets H1+2 woordraadstrategie en figuurlijk taalgebruik
March 2024
- Lesson with
37 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2
oefentoets lezen en woordenschat
November 2022
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Woordenschat oefenen woordraadstrategie en figuurlijk taalgebruik
April 2024
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2