WRE 2AHA - Grammatica - Herhaling lj. 1

N E D E R L A N D S
Welkom 2AHA!
Voorbereiding les:
- Materiaal op tafel
- Zitten volgens plattegrond
- Inloggen LessonUp
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

N E D E R L A N D S
Welkom 2AHA!
Voorbereiding les:
- Materiaal op tafel
- Zitten volgens plattegrond
- Inloggen LessonUp

Slide 1 - Slide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 5 - Grammatica
1. Waarom is grammatica belangrijk?
2. Fouten herkennen in zinnen
3. Herhalingsvragen
4. Uitleg naamwoordelijk gezegde
5. Oefenopdrachten
6. Afsluiten

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Verbeter de zin: Hun hebben genoeg geld om dat huis te kopen.

Slide 4 - Open question

Wat is er niet goed? In deze stad zijn veel verschillende musea’s.

Slide 5 - Open question

Verbeter de zin: Het verbaaste mij niets dat zij te laat kwam.

Slide 6 - Open question

Verbeter de zin: De serie boeken zijn geschreven onder een pseudonym.

Slide 7 - Open question

Zinsontleding
1. Persoonsvorm
2. Werkwoordelijk gezegde
3. Onderwerp
4. Lijdend voorwerp
5. Meewerkend voorwerp
6. Bijwoordelijke bepaling

Slide 8 - Slide

Er volgen nu wat herhalingsvragen

Slide 9 - Slide

Kies het onderwerp:
Deze ingrediënten heb ik nodig voor het recept.
A
heb
B
Deze ingrediënten
C
voor het recept
D
ik

Slide 10 - Quiz

Kies de persoonsvorm:
Op het water zijn de padvinders in hun zeilbootjes.
A
zijn
B
de padvinders
C
in hun zeilbootjes
D
Op het water

Slide 11 - Quiz

Kies het lijdend voorwerp:
Door de val heeft Timo zijn ribben gekneusd.
A
Heeft gekneusd
B
Timo
C
zijn ribben
D
Door de val

Slide 12 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?

Zij heeft het ons toch verteld.
A
zij
B
heeft
C
ons
D
toch

Slide 13 - Quiz

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
MW
 Mijn oude  smartphone 
 heb
 ik
aan mijn broertje
gegeven.

Slide 14 - Drag question

Wat is de bijwoordelijke bepaling?
'Mijn oma appte mij het recept gisteren.'
A
Mijn oma
B
mij
C
het recept
D
gisteren

Slide 15 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?
'Mijn oma appt mij het recept.'
A
Mijn oma
B
mij
C
het recept
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 16 - Quiz

Hoeveel weken zit jij al op school?
Wat zijn de BWB's in deze zin?
A
al op school
B
op school
C
Hoeveel weken
D
Al, op school, hoeveel weken

Slide 17 - Quiz

Noteer de persoonsvorm, het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde, het lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling:
1. Morgen gaan we een boek voor mijn moeder kopen in de boekenwinkel.
PV  =                                            OW =                            WWG  
 LV =                                             MV =                             BWB = 
2. Vera las vanochtend een artikel aan de klas voor.
PV =                                         OW =                                  WWG =
 LV =                                        MV =                                    BWB =
Twee zinnen ontleden

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Naamwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde (wg) zegt wat iemand of iets doet. Het naamwoordelijk gezegde (ng) zegt wat iemand of iets is of wordt. Dat is het verschil.
Let goed op: Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een werkwoordelijk deel en een [naamwoordelijk deel].
De voetbaltrainer is streng. ng = is [streng].

Slide 20 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Je vindt het naamwoordelijk gezegde in vier stappen:
1. Stel vast of er een koppelwerkwoord in de zin staat: zijn, worden, blijven, lijken, blijken, schijnen.
2. Stel vast of het onderwerp iets doet of iets is/wordt.
3. Wat + wg + onderwerp = naamwoordelijk deel.
4. Noteer het naamwoordelijk gezegde als volgt:
pv + [nw. deel] + overige werkwoorden.

Slide 21 - Slide

Voorbeeld
1. Het openbaar vervoer is voor studenten en ouderen ideaal.
ng = is [ideaal]
2. Willem uit klas 4 schijnt een veelbelovende gamer te zijn.
ng = schijnt [een veelbelovende gamer] te zijn

Slide 22 - Slide

1. Vanwege de milieuvervuiling wordt olie als energiebron minder populair.
2. Die goede speeches van de premier zijn waarschijnlijk niet in een halfuurtje klaar.
3. Containers blijven voor transport over grote afstanden heel nuttig.
4. Het aantal van 200 miljoen padden is in Australië een groeiend probleem.
In je schrift: doet het ow iets of is het ow iets?
Noteer daarna het naamwoordelijk gezegde.

Slide 23 - Slide