23-10-2024: grammatica zinsdelen: verschil zinsdelen en woordsoorten

Aan het eind van deze week:
- weet je wat je moet doen voor je praktische opdracht;
- kun je het onderwerp in een zin vinden;
- weet je het verschil tussen zinsdelen en woordsoorten. 

Na de vakantie gaan we aan de slag met woordsoorten: werkwoord, lidwoord en zelfstandig naamwoord
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Aan het eind van deze week:
- weet je wat je moet doen voor je praktische opdracht;
- kun je het onderwerp in een zin vinden;
- weet je het verschil tussen zinsdelen en woordsoorten. 

Na de vakantie gaan we aan de slag met woordsoorten: werkwoord, lidwoord en zelfstandig naamwoord

Slide 1 - Slide

Let op
Alle verschillende zinsdelen






Let op
Alle verschillende woordsoorten










Slide 2 - Slide

Zinsdelen / woordsoorten

Jip geeft een tas aan Joep. 


Slide 3 - Slide

Woordsoorten
Zinsdelen
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
onderwerp
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde

Slide 4 - Drag question

Benoem de zinsdelen
Pv
Ow
Lv
Hij
mailt
zijn collega
de documenten.

Slide 5 - Drag question

Die kapotte voetbalschoenen lopen nog altijd prima. 
Benoem het zinsdeel 'die kapotte voetbalschoenen'
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Onderwerp (ow)
werkwoordelijk gezegde (wg)
lijdend voorwerp
(lv)
Ander zinsdeel

Slide 6 - Drag question

Waarom geef je die oude sportschoenen aan je buurjongen?
Benoem het zinsdeel 'oude sportschoenen'
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Onderwerp (ow)
werkwoordelijk gezegde (wg)
lijdend voorwerp
(lv)
Ander zinsdeel

Slide 7 - Drag question

Mijn oom heeft afgelopen zondag 30 kilometer hardgelopen.
Benoem het zinsdeel 'heeft hardgelopen'
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Onderwerp (ow)
werkwoordelijk gezegde (wg)
lijdend voorwerp
(lv)
Ander zinsdeel

Slide 8 - Drag question

Geef jij je neefje ook een stukje taart?
Benoem het zinsdeel je neefje'
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Onderwerp (ow)
naamwoordelijk gezegde (wg)
lijdend voorwerp
(lv)
Ander zinsdeel

Slide 9 - Drag question

Hij kan verkeerd gelopen zijn.
Benoem het zinsdeel 'kan gelopen zijn'
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Onderwerp (ow)
werkwoordelijk gezegde (wg)
lijdend voorwerp
(lv)
ander zinsdeel

Slide 10 - Drag question

Alles bij elkaar. Ontleed de zin met zinsdeelstrepen

De docent heeft ons gisteren huiswerk gegeven.
timer
2:00

Slide 11 - Open question

Antwoord vorige vraag 
/ De docent / heeft / ons / gisteren / huiswerk / gegeven /

pv = heeft
wg = heeft gegeven 
ow = de docent
lv = huiswerk
mv = ons
ander zinsdeel = gisteren

Slide 12 - Slide

Aan de slag
1. Praktische opdracht
2. Weektaak 
3. Lezen

Slide 13 - Slide

Weet je nu:
- Wat je moet doen voor je praktische opdracht? 
- Hoe je de persoonsvorm en zinsdelen van een zin kunt vinden? 
- Hoe je het onderwerp in een zin vindt? 









Huiswerk: 
Grammatica zinsdelen paragraaf 3: onderwerp 
bladzijde 206 en 207
  • opdracht 2 + 3 +  5

Schrijf op in je agenda!

Slide 14 - Slide