Spelling leenwoorden

Spelling Leenwoorden
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Spelling Leenwoorden

Slide 1 - Slide

Wat is een leenwoord
Een leenwoord is een woord uit een andere taal dat wij in het Nederlands gebruiken. 

De meeste leenwoorden, die wij in Nederland gebruiken, komen uit het Latijn, Frans, Engels en Duits. Wist jij bijvoorbeeld dat het woord muur uit het Latijn komt, het woord stekker uit het Duits en het woord restaurant uit het Frans?

Slide 2 - Slide

Spel een  Engels leenwoord
  • Als één woord: een gebruikelijke samenstelling met één klemtoon, lookalike, parttimer, voicemail
  • Een koppelteken: als het rechterdeel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, time-out, sit-up.
  • De delen los bij sommige woordgroepen met twee klemtonen, full speed, total loss, second opinion, low budget

Slide 3 - Slide

Spel een Frans leenwoord
  • Zonder accenttekens als een Frans woord gebruikelijk is geworden in het Nederlands: controle, diner, compote, ragout
  • behalve als het nodig is voor de uitspraak: Paté, volière, coûte que coûte.
  • Gebruik het woordenboek!!!

Slide 4 - Slide

Aan de slag

VWO: Opdracht 1, 2 en 5 bladzijde 64


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Engelse werkwoorden
Startopdracht maken in tweetallen.


timer
3:00

Slide 7 - Slide

Startopdracht 

1. De foto’s en berichtjes van mijn vrienden pvtt - like ik altijd meteen. 
2. Vroeger pvvt - brunchten we met Pasen altijd bij restaurant De Koperen Hoogte. 
3. Gisteren heb ik de persconferentie vd - gestreamd naar de Chromecast.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Vervoegen van Engelse werkwoorden
  • Engelse w.w. vervoeg je als Nederlandse zwakke w.w.
  • Stam: -en van het w.w. afhalen, soms laat je de -e staan.
e-mailen - e-mail, relaxen-relax, racen-race, timen-time
  • In de tegenwoordige tijd e.v. stam of stam+t of stam +en
  • Bij de verleden tijd en voltooid deelwoord: 't (e)x-fokschaap
mixen - ik mix , hij mixt , ik mixte , ik heb gemixt
gamen - ik game , hij gamet , ik gamede , ik heb gegamed

Slide 10 - Slide

Aan de slag

VWO: Opdracht 1, 2 en 5 
bladzijde 66 en 67

Slide 11 - Slide