Stam -d of -t

ich (spielen)
A
spiele
B
spielst
C
spielt
D
spielen
1 / 14
next
Slide 1: Quiz
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

ich (spielen)
A
spiele
B
spielst
C
spielt
D
spielen

Slide 1 - Quiz

Marjan und Jonas (spazieren)
A
spaziere
B
spazierst
C
spaziert
D
spazieren

Slide 2 - Quiz

(Tanzen) du gerne?
A
Tanzst
B
Tanzt
C
Tanze
D
Tanzen

Slide 3 - Quiz

Was (kaufen) ihr?
A
kaufe
B
kauft
C
kaufen
D
kaufst

Slide 4 - Quiz

Dit waren we regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd, met uitzondering stam op sis-klank

Deze vervoeg je met (fe)esttenten 
Je hebt inmiddels ook geleerd wat er gebeurd wanneer de stam eindigt op -d, of -t

Slide 5 - Slide

Wat is er bijzonder aan de stam op -d of -t?

Slide 6 - Open question

arbeiten
A
ich arbeite, du arbeitst, er/sie/es arbeitt
B
ich arbeiten, du arbeitest, er/sie/es arbeitten
C
ich arbeite, du arbeitest, er/sie/es arbeitet
D
ich arbeitest, du arbeitet, er/sie/es arbeite

Slide 7 - Quiz

Wir (arbeiten) im Supermarkt
A
arbeite
B
arbeiten
C
arbeitest
D
arbeitet

Slide 8 - Quiz

Ich (reden) gerne eine Geschichte
A
reden
B
redest
C
redet
D
rede

Slide 9 - Quiz

Was (bedeuten) diese Antwort?
A
bedeuten
B
bedeutet
C
bedeutest
D
bedeute

Slide 10 - Quiz

Was (finden) du von meiner Katze?
A
finden
B
findst
C
findest
D
finde

Slide 11 - Quiz

(Warten) ihr auf mich?
A
warten
B
wartst
C
wartet
D
wartt

Slide 12 - Quiz

Wenn ich Zeit habe, dann (melden) ich mich!
A
melden
B
meldest
C
meldet
D
melde

Slide 13 - Quiz

Leg in eigen woorden uit wat er gebeurt wanneer de stam van regelmatige werkwoorden eindigt op een -d, of -t

Slide 14 - Open question