This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Deze les
Lezen
Leer je welke 8 soorten argumenten er zijn
Leer je welke argumentatie-structuren er zijn
Weet je het verschil tussen nevenschikkend - onderschikkend en objectief - subjectief.
timer
10:00
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
...weet ik welke argumentatie-structuren er zijn.
...weet ik welke soorten argumenten er zijn.
Slide 3 - Slide
Argumentatie-structuur
Standpunt: wat je ervan vindt vb: zijn standpunt is dat er meer politie moet komen. Hij neemt een ander standpunt in / Hij vindt iets anders.
______________________________________________
Een argument is een aangevoerd feit dat wordt gebruikt om een stelling te bewijzen of te ontkrachten. Argumenten moeten dus kunnen aantonen waarom een ingenomen standpunt klopt.
Slide 4 - Slide
Argumentatie-structuur
Soms is het lastig om het standpunt en het argument van elkaar te onderscheiden in een tekst.
_____________________________________
Want en daarom zijn handige hulpmiddelen om het verschil te zien.
Slide 5 - Slide
Enkelvoudig
De eenvoudigste vorm van argumentatie. Een standpunt dat onderbouwd wordt door één argument.
_____________________________________
Let op: blijf nagaan wat het standpunt is en wat het argument.
Slide 6 - Slide
Meervoudig
De losse argumenten hebben niets met elkaar te maken.
_________________________________
Het is een opsomming van argumenten om het standpunt te onderbouwen.
Slide 7 - Slide
1
2
3
4
We hebben al heel lang niet geshopt.
Laten we naar de stad gaan.
Het is onaanvaardbaar dat hij een voldoende krijgt.
Hij heeft plagiaat gepleegd.
Iedereen zou per direct moeten stoppen met roken.
Roken is ontzettend slecht voor de gezondheid.
Iedereen zou The Hate U Give moeten lezen.
Je ervaart dan de grote rol die racisme nog in de VS heeft.
Slide 8 - Drag question
Meervoudig
De losse argumenten hebben niets met elkaar te maken.
_________________________________
Het is een opsomming van argumenten om het standpunt te onderbouwen.
Het lezen van boeken is ontzettend belangrijk.
Het geeft je de kans avonturen te beleven die je anders nooit zou meemaken.
Door literatuur krijg je meer inlevingsver-mogen.
Slide 9 - Slide
Nevenschikkend (gelijkwaardig)
Twee of meer argumenten hebben elkaar nodig om het standpunt te onderbouwen. Los van elkaar zijn het geen geldige argumenten.
Slide 10 - Slide
Nevenschikkend (gelijkwaardig)
Twee of meer argumenten hebben elkaar nodig om het standpunt te onderbouwen. Los van elkaar zijn het geen geldige argumenten.
Het festival Welcome to the Village was vorige maand niet leuk.
Ondanks de hitte was er helemaal geen schaduwplek.
Ik verbrand heel snel.
Slide 11 - Slide
Onderschikkend
(niet gelijkwaardig)
Je geeft niet alleen een argument, maar je geeft ook nog een uitleg of toelichting waarom dat argument klopt.
Slide 12 - Slide
Onderschikkend (niet gelijkwaardig)
Je geeft niet alleen een argument, maar je geeft ook nog een uitleg of toelichting waarom dat argument klopt.
Het is belangrijk om huiswerk te maken.
Alleen door te oefenen zet je de stap van kennen naar kunnen.
Je brein heeft training nodig om de leerstof te begrijpen.
Slide 13 - Slide
Soorten argumenten
Objectieve argumenten: gebaseerd op feiten zoals onderzoeksresultaten of uitspraken die te controleren zijn..
Subjectieve argumenten: gebaseerd op geloof, mening, gevoel of vermoedens.
Slide 14 - Slide
Soorten argumenten
Feitelijk argument: kun je controleren
Ervaringsargument: echte ervaring, beleving van schrijver
Gezagsargument: iemand die autoriteit is als argument gebruiken
Nut of (on)gewenst gevolg: gevolg of nut uitleggen met argument
Veronderstelling/vermoeden: gebaseerd op alg. aanvaarde opvattingen
Vergelijkingsargument: vergelijking op basis van feiten
Emotioneel argument: gebaseerd op gevoel of intuïtie
Moreel argument: gebaseerd op persoonlijke levensovertuiging/ideaal
Slide 15 - Slide
Feitelijk argument
Een feitelijk argument is gebaseerd op objectieve en controleerbare informatie. Het maakt gebruik van feiten en statistieken om een standpunt te onderbouwen.
Bijvoorbeeld: "Het aantal verkeersongelukken is de afgelopen vijf jaar met 10% gestegen, daarom moeten we meer verkeersveiligheidsmaatregelen nemen."
Slide 16 - Slide
Ervaringsargument
Ervaringsargument: Een ervaringsargument is gebaseerd op persoonlijke ervaring of getuigenissen.
Het maakt gebruik van iemands eigen ervaringen om een punt te maken.
Bijvoorbeeld: "Ik heb zelf jarenlang in deze buurt gewoond en kan uit ervaring zeggen dat de criminaliteit hier een groot probleem is."
Slide 17 - Slide
Gezagsargument
Een gezagsargument berust op de autoriteit of expertise van een bepaalde persoon of bron.
Het gebruikt de mening of uitspraak van een expert om een argument te ondersteunen.
Bijvoorbeeld: "Volgens Dr. Smith, een vooraanstaand wetenschapper op dit gebied, is klimaatverandering een direct gevolg van menselijke activiteiten."
Slide 18 - Slide
Nut of (on)gewenst gevolg
Dit argument richt zich op de voordelen of nadelen van een bepaalde actie of beleid.
Het benadrukt de positieve of negatieve gevolgen die kunnen voortvloeien uit een beslissing.
Bijvoorbeeld: "Het invoeren van strengere milieuregels zal de luchtvervuiling verminderen en de gezondheid van de bevolking verbeteren."
Slide 19 - Slide
Veronderstelling/vermoeden
Een veronderstelling of vermoeden is gebaseerd op aannames of vermoedens, niet noodzakelijkerwijs op harde feiten.
Het gebruikt veronderstelde of vermoede informatie om een argument te ondersteunen.
Bijvoorbeeld: "Gezien het slechte weer vandaag, is het waarschijnlijk dat de voetbalwedstrijd wordt afgelast."
Slide 20 - Slide
Vergelijkingsargument
Een vergelijkingsargument maakt gebruik van vergelijkingen tussen verschillende situaties, gebeurtenissen of concepten om een punt te maken.
Het laat zien hoe iets vergelijkbaar is met een ander geval om een bepaalde conclusie te trekken.
Bijvoorbeeld: "Andere landen hebben strengere wapenwetten en hebben daardoor een lager aantal vuurwapengerelateerde misdrijven. We zouden hun aanpak moeten volgen."
Slide 21 - Slide
Emotioneel argument
Een emotioneel argument maakt gebruik van gevoelens en emoties om een standpunt te verdedigen.
Het richt zich op het raken van de gevoelige snaar van mensen om hen te overtuigen.
Bijvoorbeeld: "Als we niet snel handelen, zullen toekomstige generaties de gevolgen van onze nalatigheid moeten dragen. Laten we samenwerken om een betere wereld voor hen achter te laten."
Slide 22 - Slide
Moreel argument:
Een moreel argument berust op ethische principes en waarden.
Het maakt gebruik van wat als juist of fout wordt beschouwd om een punt te maken.
Bijvoorbeeld: "Het is onze morele plicht om mensen in nood te helpen. We moeten vluchtelingen een veilige haven bieden en hen beschermen."
Slide 23 - Slide
Opdracht
Open les 10 (begrijpend lezen) en maak de opdrachten op slide 17 t/m 25
Begin daarna aan het huiswerk op slide 26
Slide 27 en 28 zijn extra.
Slide 24 - Slide
A Zij heeft ruim voldoende ervaring in het basisonderwijs.
B Deze sollicitante is zeker geschikt voor die functie van hoofdonderwijzer.
C De school wilde het aantal vrouwelijk collega’s vergroten.
D Ruime ervaring is nodig voor deze functie.
E Zij is een vrouw.
F Zij past goed in de samenstelling van het team wat betreft leeftijd.
A
B
C
D
E
F
Slide 25 - Drag question
De verfilming van het boek Tonio is een meesterlijk stukje werk, want de beste recensenten schrijven lovend over de film.
A
feitelijk argument
B
veronderstelling
C
gezagsargument
D
emotioneel argument
Slide 26 - Quiz
Jongeren moeten geen vlees eten, want dan doe je mee aan dierenmishandeling.
A
moreel argument
B
gezagsargument
C
emotioneel argument
D
ervaringsargument
Slide 27 - Quiz
Het is goed dat de politie appende fietsers beboet, want er gebeuren te veel ongelukken.
A
ervaringsargument
B
veronderstelling/
vermoeden
C
vergelijkingsargument
D
feitelijk argument
Slide 28 - Quiz
We moeten massaal overstappen op herbruikbare energie, want de fossiele brandstoffen raken op en zijn vervuilend.
A
emotioneel argument
B
gezagsargument
C
veronderstelling/
vermoeden
D
moreel argument
Slide 29 - Quiz
Tijdens het reizen is een e-reader een uitkomst, want je hebt in een klein apparaat al je boeken tot je beschikking.
A
ervaringsargument
B
nut of gewenst gevolg
C
veronderstelling/
vermoeden
D
moreel argument
Slide 30 - Quiz
Sleepvraag:
Sleep de juiste inleiding naar de juiste tekststructuur
argumentatie-
structuur
aspecten-
structuur
probleem/
oplossing-
structuur
verklarings-
structuur
voor- en
nadelen-
structuur
inleiding:
stelling,
standpunt
inleiding:
samenvatting van de verschillende onderdelen
inleiding:
probleem
inleiding:
bepaald
verschijnsel
inleiding:
vraag
of
stelling
Slide 31 - Drag question
De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij. Je kunt er beter niet aan deelnemen.
A
De eerste zin is het argument en het is een waarderende uitspraak.
B
De tweede zin is het argument en het is een waarderende uitspraak.
C
De eerste zin is het argument en het is een feitelijke uitspraak.
D
De tweede zin is het argument en het is een feitelijke uitspraak.
Slide 32 - Quiz
Ik denk dat Mark Rutte de verkiezingen gaat winnen. Hij is immers veruit de beste in de debatten.
A
De eerste zin is het argument en het is een waarderende uitspraak.
B
De tweede zin is het argument en het is een waarderende uitspraak.
C
De eerste zin is het argument en het is een feitelijke uitspraak.
D
De tweede zin is het argument en het is een feitelijke uitspraak.
Slide 33 - Quiz
Huiswerk
Huiswerk voor de les vrijdag:
Vwo: Nieuw Nederlands Op Niveau bladzijde 83 t/m 90.
Maak opdracht 1 t/m 5.
Havo:Nieuw Nederlands Op Niveau bladzijde 77 t/m 86.
Maak opdracht 1 t/m 6.
Veel succes!
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Video
Noteer welke argumenten voor kernenergie, welke argumenten tegen kernenergie en welke weerleggingen in het filmpje van Lubach worden gebruikt.