Les 1 betoog vwo 3

10 minuten lezen
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

10 minuten lezen

Slide 1 - Slide


Het (gebeuren) regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.

Slide 2 - Open question

De docent (herhalen) de werkwoordspelling regelmatig.

Slide 3 - Open question


Nu de kerst (naderen), zijn de dagen van deze (vetmesten) kalkoenen (tellen).

Slide 4 - Open question


(worden) je volgend jaar ook nog elke dag uit school gehaald als je samen met je ouders naar het platteland (verhuizen)?
]

Slide 5 - Open question

Les 1 - betoog 
vwo 3 - periode 3 

Slide 6 - Slide

Wat weet je over het betoog?

Slide 7 - Mind map

Verschillende soorten argumenten
1.controleerbare  feiten of onderzoek
2. ervaring
3. nuttige of gewenste (on)gevolgen
4. gezag of autoriteit
5. vergelijking
6. voorbeelden
7.veronderstelling of vermoedens
8.moreel argument
9. emotioneel argument

Slide 8 - Slide

soorten argumenten
  • objectieve argumenten-> feiten, gegevens uit onderzoek (feitelijk) 


  • subjectieve argumenten-> mening, vermoeden, voorspelling (waarderend) 



Slide 9 - Slide

Soorten argumenten (1)
- Feitelijk argument: een argument dat te controleren is (onderzoeksbevinding etc.)

- Ervaringsargument: een ervaring die de spreker zelf heeft meegemaakt, wordt als argument

- Nut of (on)gewenst gevolg: een argument waarbij genoemd wordt wat er zal gebeuren wanneer de stelling werkelijkheid wordt

- Gezagsargument: iemand/iets met autoriteit (expertise) op een bepaald gebied wordt gebruikt als argument


Slide 10 - Slide

Soorten argumenten (2)
- Veronderstelling / vermoeden: een argument gebaseerd op een algemeen aanvaarde opvatting

- Vergelijkingsargument: twee zaken worden met elkaar vergeleken (landen, bevolkingsgroepen e.d.)

- Emotioneel argument: een argument gebaseerd op gevoel of intuïtie

- Moreel argument: een argument gebaseerd op een levensovertuiging of ideaal (normen/waarden)

Slide 11 - Slide

Ik verwacht niet dat Jeroen Dijsselbloem in de Tweede Kamer blijft. Ik kan me niet voorstellen dat dat werk hem nog genoeg uitdaging zal bieden.
A
vermoeden/veronderstelling
B
vergelijking
C
feitelijk
D
nut

Slide 12 - Quiz

We kunnen beter een ander restaurant uitzoeken, want ik ben al twee keer ziek geworden van het eten daar.
A
moreel argument
B
feitelijk argument
C
vergelijkingsargument
D
veronderstelling / vermoeden

Slide 13 - Quiz

Het nieuwe boek ‘Daar komen de vliegen’ van David Pefko is een erg goed boek. Recensent Rob Schouten noemt het namelijk in Trouw ‘een boek van on-Nederlandse kwaliteit’.
A
gezagsargument (autoriteit)
B
feitelijk argument
C
vergelijkingsargument
D
ervaringsargument

Slide 14 - Quiz

Ik zou maar veel lezen want literaire klassiekers en poëzie kunnen je helpen je beter over je situatie na te laten denken. Literatuur heeft zo een therapeutische werking. Dat blijkt uit onderzoek van Wetenschappers van de Universiteit van Liverpool.
A
veronderstelling / vermoeden
B
moreel argument
C
vergelijkingsargument
D
gezagsargument (autoriteit)

Slide 15 - Quiz

Ook al ben je nog zo’n goede voetballer en verdien ze nog zoveel, belasting betalen behoort iedereen te doen.
A
nut of (on)gewenst gevolg
B
veronderstelling / vermoeden
C
moreel argument
D
feitelijk argument

Slide 16 - Quiz

Zorg ervoor dat je plastic niet in de natuur achterlaat. Dieren zijn niet altijd in staat plastic van voedsel te onderscheiden. Zo voorkom je onnodig dierenleed.


A
gezagsargument (autoriteit)
B
nut of (on)gewenst gevolg
C
veronderstelling / vermoeden
D
moreel argument

Slide 17 - Quiz

10 minuten lezen

Slide 18 - Slide

Werkwoordspelling:
Waarom (groeten) jij mij gisteren niet?

Slide 19 - Open question

We nemen alle meubilair over, als u ons dit huis (verhuren).

Slide 20 - Open question

Als je wilt, (zenden) ik de spullen vandaag nog naar je op.

Slide 21 - Open question

Een Amsterdamse vrouw werd in Rotterdam (beroven) van haar juwelen.

Slide 22 - Open question

Les 2 - betoog 
vwo 3 - periode 3 - 11 december
argumentatiestructuren 

Slide 23 - Slide

Bespreken huiswerk :
 opdracht 14 blz. 69

Slide 24 - Slide

Argumentatiestructuur

Slide 25 - Slide

Enkelvoudige argumentatie

Slide 26 - Slide

(on)afhankelijke nevenschikkende argumentatie
Onafhankelijke nevenschikkende
argumentatie


Afhankelijke nevenschikkende
argumentatie


Slide 27 - Slide

onderschikkende argumentatie

Slide 28 - Slide

Welke argumentatiestructuur?
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Onderschikkende argumentatie
C
Nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten
D
Nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten

Slide 29 - Quiz


Welke argumentatiestructuur 
A
nevenschikkend - onafhankelijk
B
nevenschikkend - afhankelijk
C
onderschikkend
D
onder- en nevenschikkend

Slide 30 - Quiz

Welke argumentatiestructuur?

Ik heb écht niets met haar: ik val op grappige, kleine vrouwen en zij is groot en altijd bloedserieus.
A
Enkelvoudig
B
Onderschikkend
C
Afhankelijk nevenschikkend
D
Onafhankelijk nevenschikkend

Slide 31 - Quiz

Op weg naar een sterk betoog....
  • overtuigende tekst 
  • zelfgekozen onderwerp 
  • o.b.v. bronnen 
  • 5 voorbereidende lessen 
  • 2 toets lessen 
  • opdracht binnen portfolio

Slide 32 - Slide

Stellingen / onderwerpen 

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Kies een onderwerp dat je interesseert en waar je je de komende lessen in wilt verdiepen. 

Slide 35 - Slide

structuur betoog (doel:overtuigen)
inleiding: - aandachttrekker / pakkende opening
                 - onderwerp duidelijk maken 
                 - stelling / standpunt
kern: - argument 1 met subargumenten / onderbouwing
           - argument 2 met subargumenten / onderbouwing
           - tegenargument met weerlegging
slot: - korte samenvatting belangrijkste argumenten
          - conclusie = standpunt in andere woorden
          - uitsmijter / pakkende slotformulering / terugkoppelen naar  aandachttrekker

Slide 36 - Slide

Eerste STAPPEN 
(huiswerk)
> Stelling/standpunt kiezen 
> Uit welk probleem komt dit standpunt voort?
> 3 bronnen zoeken (krantenbank)
> inlezen


Slide 37 - Slide