Verwijzen en lastige woorden
Hen & hun:- hen gebruik je altijd na voorzetsels (Ik kwam naast hen te zitten).
- hen gebruik je als het een lijdend voorwerp is (De leraar wilde hen niet helpen).
- Hun is nooit een onderwerp. (Zij hebben geen vakantie en nooit, maar dan ook nooit: hun hebben geen vakantie).
- Hun is een bezittelijk voornaamwoord (hun auto, hun vakantie, hun huis).
- Hun is ook een mv (Hun werd niets verweten of Pieter stuurde hun een briefkaart)
Wat:
- als je wat als verwijswoord gebruikt, verwijs je naar dat, datgene, alles, iets, niets, het enige (onbep. vnw) of naar een overtreffende trap (de langste, beste, grootste) of een hele zin. Voorbeelden:
Datgene wat net gebeurde..
Alles wat je hartje begeert..
Het beste wat mij kon overkomen..
De oorlog in Oekraïne woedt voort, wat verschrikkelijk is.