2C 5.8

• nask
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 2

5.7 besproken

Aan het einde van de les kunnen jullie vertellen welke technieken wij gebruiken om voedsel te maken.

Uitleg 5.8

Biologie

1 juli

Aan de slag met 5.8 de eerste 3 opdrachten

Lessonup

-

Moeilijke woorden

Biotechnologie: Technologie waarbij organismen worden gebruikt om producten te maken. 

Gist:  Schimmel

Bacteriën: Worden gebruikt om bijvoorbeeld yoghurt te maken. 

Dna-recombinant-technieken: Er wordt DNA aan bacteriën toegevoegd om bepaalde medicijnen te maken. (kan wel bij bacteriën omdat zij snel delen.)

Moeilijke woorden

Genetische modificatie: Het gebruiken van Dna-recombinant-techniek.

Transgeen: Een aangepast organisme  

Klonen: Een stamcel van een organisme pakken en daar een nieuw organisme van maken

Celkerntransplantatie: Eicel zonder kern krijgt een celkern van een ander organisme.

Moeilijke woorden

Genomics: De studie van genen.

DNA-test: DNA ontmaskert

Gen voor blond haar van jouw moeder, gen van zwart haar van jouw vader

1. Allel
2. Allelenpaar

Wat verander je?
Tattoo

1. Fenotype
2. Genotype

Het genotype komt tot stand wanneer:

1. je wordt geboren
2. er bevruchting is geweest

1 baby van de eeneiige tweeling heeft het syndroom van down, heeft de andere baby het dan ook?

1. Ja
2. Nee
3. Hoeft niet per se

Wat is reductiedeling?

Lastige vragen

Regels: 

1. Ik zet de vraag op het bord.

2. Jij leest de vraag en bedenkt voor jezelf een antwoord (je mag het opschrijven)

3. Na 10 seconden kies ik iemand uit die het antwoord mag geven

Lastige vragen

Hoeveel chromosomen zitten er in een eicel van een mens?

Lastige vragen

Een cel is gedeeld in 2 andere cellen, waar is die eerste cel heen?