Winf 2 BS 4 juni 2024 les 1

Nederlands 3 juni 2024
1 / 31
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 31 slides, with text slides.

Items in this lesson

Nederlands 3 juni 2024

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
1. Kennismaken met elkaar kort praten en schrijven.
2. Wat denk je dat je bij het vak Nederlands krijgt op het voortgezet onderwijs? 
3. Kennismaken iets langer: praten en schrijven. 
4. Luisteroefening.
5.. Schrijfoefening. 
6. Leerdoelen gehaald?

Slide 3 - Slide

Kennismaken met mij
Wie ben ik?
Charlotte Laurant
Wat vind ik leuk om te doen?
Van wat voor boeken houd ik?
Strips (humor), literatuur, jeugdboeken, detectives (spanning).
Wat vind ik als lerares belangrijk:
luisteren, regels, respect en lol.

Slide 4 - Slide

Wie zijn jullie?
Vertel 
- je naam
- wat je lievelingsvak is
- wat je het leukst vindt om te doen buiten school.

Slide 5 - Slide

Schrijf in steekwoorden op wat jullie denken te krijgen bij Nederlands op de middelbare school?
1. Pak je pen en je schrift.
2. Schrijf in (steek-)woorden of korte zinnen op wat je denkt dat je zult leren bij Nederlands?
3. Werk zelfstandig en in stilte.
4. Je krijgt 2 minuten de tijd.
5. Als je eerder klaar bent, dan mag je zachtjes met iemand die ook al klaar is overleggen wat jullie hebben opgeschreven.
6. Na twee minuten gaan we jullie antwoorden samen bespreken.

Slide 6 - Slide

Nederlands op de middelbare school
Je krijgt lezen, schrijven, spreken en luisteren.
Lezen
- Fictie: 1 boek per periode + een opdracht.
- Begrijpend lezen: hoe zit een tekst in elkaar, wat bedoelt de schrijver, hoe kun je een tekst lezen?
Schrijven:
- Hoe schrijf je een goede, duidelijke en leesbare tekst eruit?

Slide 7 - Slide

Nederlands op de middelbare school
Schrijven:
- Hoe maak je goede aantekeningen?
- Hoe vat je een tekst samen? 
- Hoe schrijf je een goed fictiewerkstuk?
- Hoe schrijf je zelf een goed verhaal?
Spreken:
- Hoe kun je een duidelijk verhaal vertellen en iemand overtuigen? 

Slide 8 - Slide

Nederlands op de middelbare school
Spreken:
- Hoe voer je een debat? 
Luisteren:
- Leren luisteren naar elkaar.
- Stil zijn tijdens de instructie: als de leraar de lesstof uitlegt.
- Luisteroefeningen.

Slide 9 - Slide

Luisteroefening
https://www.bnnvara.nl/vroegevogels/artikelen/kinderen-zien-koolwitje-van-dichtbij

Slide 10 - Slide

Uitleg luisteroefening
1. Je krijgt een blaadje met vragen.
2. We gaan eerst de vragen lezen samen. 
3. Ken je alle woorden? Als je iets niet begrijpt, steek je vinger omhoog.
4. Als de vragen duidelijk zijn, dan luisteren we naar een radiofragment.
5. Tijdens het luisteren beantwoord je de vragen.
6. Na het luisteren kun je nog even je antwoorden nakijken.
7. We kijken samen de vragen na.

Slide 11 - Slide

Expeditie 10
https://www.bnnvara.nl/expeditie10

Slide 12 - Slide

Schrijven
Schrijf klein stukje tekst van ongeveer vijf zinnen. 
Hierin beschrijf je welk dier jij zou willen zijn.
Schrijf ook op waarom je dat dier wil zijn.

Schrijven of zeggen waarom je iets vindt heet je mening onderbouwen.
Als het nog niet af is, is het huiswerk voor de volgende week. 




Slide 13 - Slide

Lesdoelen behaald?

Slide 14 - Slide

Wat vonden jullie van de les?

Slide 15 - Slide

Kennismaken met jullie
Rondje mondeling:
Noem je naam.
Wat vind je leuk om te doen buiten school?
Wat vind je leuk op school? Wat vind je het leukste vak?
Rondje klassikaal:
Hoe gingen de lessen Nederlands vorig jaar?
Wat hebben jullie geleerd en gedaan?


Slide 16 - Slide

Kennismaken met jullie 2
Rondje schriftelijk
Schrijf jouw antwoorden op de volgende vragen op papier:
- Wat vind je makkelijk en wat vind je moeilijk aan Nederlands?
- Wat vind je leuke boeken (of films of games)? Bijvoorbeeld humor, detectives, romantisch, science fiction, sprookjes, realistische verhalen ...
- Wat verwacht je van mij als lerares Nederlands? (Of wat doet een goede leraar?)
- Wat is belangrijk voor mij om te weten over jou tijdens de Nederlandse les?

Slide 17 - Slide

Leerdoelen: aan het eind van de les
1.  weet je hoe ik heet en wat ik belangrijk vind tijdens de les.
2. kun je vier vaardigheden opnoemen die je leert bij Nederlands op het voortgezet onderwijs.
3. 

Slide 18 - Slide

Herhaling tekstdoelen
- Wat is een tekstdoel?
- Hoeveel tekstdoelen heb je vorig jaar geleerd?
- Welke tekstdoelen ken je nog?

Slide 19 - Slide

Tekstdoelen
Tekstdoel = wat wil de schrijven van de tekst bereiken?
- Amuseren: de schrijver wil dat je vermaakt wordt.
- Informeren: dat je geïnformeerd wordt.
- Instrueren: dat je weet hoe je iets moet doen.
- Overtuigen: dat je de mening van de schrijver overneemt.
- Activeren: dat je iets gaat doen.


Slide 20 - Slide

Drie manieren van lezen geleerd

Oriënterend lezen
Globaal lezen
Precies lezen (wat is een ander woord voor precies?)

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Zelf oefenen
Log in in de digitale omgeving van Nieuw Nederlands en maak de oefeningen herhaling uit de cursus Meer dan lezen, paragraaf 1.Maak de opdrachten 1 tot en met 12 zelfstandig.

https://apps.noordhoff.nl/se/deeplink?bookId=049e3d06-17b9-463c-bb31-a25a359ff3c9&themeId=a7e06b5d-40af-4e21-a5ae-c30bf101bfe2&contentUnitId=a5678ca2-2d36-4be4-8067-51b9e0c9eb66&contentType=content&source=generic


Slide 23 - Slide

LEZEN

Slide 24 - Slide

Boek kiezen op jongejury.nl

Slide 25 - Slide

Boek kiezen: de elf leestips
Kies uit de elf leestips een boek
waar je de komende tijd uit gaat lezen
tijdens het leesuur en wanneer het kan.
Let op de pepers.
Kies een boek dat bij je past.
Neem het boek iedere dag mee naar school,
of bewaar het in je kluisje.

Slide 26 - Slide

Tekens/ symbolen

Slide 27 - Slide

Pepers: hoe makkelijk/moeilijk is het boek?

Slide 28 - Slide

Boek gekozen?
Als je een boek gekozen hebt, zoek dan uit via oba.nl in welke bibliotheek het boek te lenen is.
Je kan het boek ook kopen.
Zorg ervoor dat je het boek iedere dag bij je hebt op school.

Slide 29 - Slide

Tekstverband en signaalwoorden


Wat denk je dat tekstverband en signaalwoord met elkaar te maken hebben?

Slide 30 - Slide

Vijf tekstverbanden
- Chrononologisch: geeft de gebeurtenissen in de  juiste tijdsvolgorde aan. .
(daarna, dan, eerst, inmiddels, vervolgens, toen, terwijl, uiteindelijk, ....)
- Concluderend: de auteur trekt een conclusie uit eerdere informatie in de tekst.  (al met al, daarom, dat houdt in, dus, ....).
- Opsommend verband: bepaalde zaken worden achter elkaar beschreven.
(bovendien, daarnaast, en, niet alleen (maar ook,  ten slotte, verder, vervolgens.)
- Tegenstellend verband: laat tegenovergestelde zaken zien. 
(echter, hoewel, ofschoon, ondanks dat, aan de andere kant, daarentegen, enz.)
- Toelichtend verband: er wordt extra informatie bij iets gegeven, vaak in de vorm van een voorbeeld. 
(als, bijvoorbeeld, denk (maar) aan, neem nou, zo, zoals enz.)

Slide 31 - Slide