This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
Huiswerk op de hoek van je tafel
timer
1:00
Slide 1 - Slide
Lesdoelen
Nakijken van huiswerk over H6 lezen.
Ik weet weet wat het naamwoordelijk gezegde is.
Ik weet het verschil tussen naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde in een zin.
Ik kan het naamwoordelijk gezegde in een zin aanwijzen.
Ik kan het naamwoordelijk gezegde op de juiste wijze noteren.
Slide 2 - Slide
Huiswerk 30 maart
H6 Lezen opdracht 1 en 2
Slide 3 - Slide
Quiz nieuwsberichten
Kun je betrouwbaar nieuws onderscheiden van nepnieuws?
Slide 4 - Slide
Tekst 6
Nepnieuws
Betrouwbaar nieuws
Slide 5 - Poll
Tekst 7
Nepnieuws
Betrouwbaar nieuws
Slide 6 - Poll
Tekst 8
Nepnieuws
Betrouwbaar nieuws
Slide 7 - Poll
Tekst 9
Nepnieuws
Betrouwbaar nieuws
Slide 8 - Poll
Tekst 10
Nepnieuws
Betrouwbaar nieuws
Slide 9 - Poll
Grammatica
Naamwoordelijk gezegde (ng)
Slide 10 - Slide
Werkwoordelijk gezegde (wg)
Alle werkwoorden in een zin.
Geeft aan wat het onderwerp in de zin doet.
Woorden als te of aan het vóór het werkwoord horen bij het wg.
Denk aan werkwoordelijke uitdrukkingen die als geheel bij het wg horen. (Jan koos het hazenpad uit vrees voor strafwerk, wg=koos het hazenpad).
Slide 11 - Slide
Schrijf van de zinnen het wg op in je schrift
Hij staat naar dat meisje te fluiten.
Zij stelde haar vriendin op de hoogte van het nieuws.
Kees wil graag met je meerijden.
Loop toch een door.
Wij zijn zinnen aan het ontleden.
Slide 12 - Slide
Schrijf van de zinnen het wg op in je schrift
Hij staat naar dat meisje te fluiten.
Zij stelde haar vriendin op de hoogte van het nieuws.
Kees wil graag met je meerijden.
Loop toch een door.
Wij zijn zinnen aan het ontleden.
Slide 13 - Slide
Geef een voorbeeld van een koppelwerkwoord of het ezelsbruggetje voor alle koppelwerkwoorden.
Slide 14 - Mind map
ZWOBBELS+HDV (9 koppelwerlwoorden)
Zijn
Worden
O
Blijven
Blijken
E
Lijken
Schijnen
Heten
Dunken
Voorkomen
Slide 15 - Slide
Feitjes die je moet weten
over maamwoordelijk gezegde
Bevat altijd een koppelwerkwoord.
Geeft aan wat het onderwerp is of wordt.
Bestaat uit 2 delen: 1. Werkwoordelijk deel: alle werkwoorden 2. Naamwoordelijk deel: bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord dat eigenschap van onderwerp geeft.
Naamwoordelijk deel noteer je altijd tussen vierkante haken [ ...]
Koppelwerkwoord in de zin koppelt een eigenschap aan het onderwerp.
Zin met een naamwoordelijk gezegde heeft nooit een lijdend voorwerp.
Slide 16 - Slide
Werkwoordelijk gezegde
(ow doet iets)
Naamwoordelijk gezegde
(ow is/wordt iets)
Slide 17 - Slide
De baby wordt groot.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde
Slide 18 - Quiz
Het jongentje loopt naar school.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde
Slide 19 - Quiz
Mijn vriend wordt leraar.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde
Slide 20 - Quiz
Stappenplan ng
Staat er een vorm van een koppelwerkwoord in?
Is/wordt OF doet het ow iets?
Is/wordt het ow iets? Stel dan de vraag: wat+pv+ow+overige ww. Antwoord is naamwoordelijk deel.