Formuleren les 3

Formuleren
Les 2, VWO 2
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Formuleren
Les 2, VWO 2

Slide 1 - Slide

Terugblik les
Waar ging het ook alweer over?

Slide 2 - Slide

Julian ging gisteravond veel te laat slapen
A
POA
B
OPA
C
APO
D
PA

Slide 3 - Quiz

Heb jij gisteravond nog wat gedaan?
A
APO
B
OPA
C
PA
D
POA

Slide 4 - Quiz

Doel(en)
  • Aan het einde van de les heb je geleerd wat samengestelde zinnen zijn. 
  • Aan het einde van de les kun je samengestelde zinnen maken. 
  • Aan het einde van de les weet je wat voegwoorden zijn en kun je door middel van deze woorden zinnen samenstellen.

Slide 5 - Slide





Heeft altijd één persoonsvorm.  




  • Heeft altijd twee persoonsvormen.
  • Voegwoord gebruiken: 
en,of, maar, want, dus, omdat, terwijl, zodat, nadat, als en toen

Enkelvoudige zin 
Samengestelde zin 

Slide 6 - Slide

Hoe maak je samengestelde zinnen?
  • Gebruik een voegwoord om van twee zinnen één zin te maken. 
  • Controleer of de woordvolgorde in de zin goed is.
Voorbeeld: 
- Karel leest een boek. Lotte luistert muziek.
- Karel leest een boek en Lotte luistert muziek.

Slide 7 - Slide

Maak van de lange zinnen twee of meer korte zinnen. Je mag de zinsvolgorde veranderen en woorden toevoegen of weglaten.

1. Een 3D-voedselprinter is niet alleen een fantastisch onderzoeksobject en een leuk speeltje voor wie van techniek houdt of creatief is, maar kan bijvoorbeeld ook gebruikt worden om ondervoeding bij bejaarden te voorkomen.

Slide 8 - Open question


Maak van de lange zinnen twee of meer korte zinnen. Je mag de zinsvolgorde veranderen en woorden toevoegen of weglaten.

2. Ouderen met kauw- en slikproblemen krijgen meestal gepureerd voedsel, wat er vies uitziet, waardoor ouderen niet verleid worden het op te eten en eerder stoppen met eten, zodat ze onvoldoende voedingsstoffen binnenkrijgen.

Slide 9 - Open question

Maak van de lange zinnen twee of meer korte zinnen. Je mag de zinsvolgorde veranderen en woorden toevoegen of weglaten.

3. Een 3D-printer kan het gepureerde voedsel weer de oorspronkelijke vorm geven, waardoor een wortel er weer uitziet als een wortel en een sukadelap als een sukadelap, terwijl het eten wel zacht en makkelijk te kauwen blijft.

Slide 10 - Open question

Theorie 'verbanden tussen zinnen'



Tekstverbanden:
- tussen woorden en zinsdelen
- tussen zinnen
- tussen alinea's

Slide 11 - Slide

Theorie 'verbanden tussen zinnen'
Je kunt op twee manieren verbanden aanbrengen:

1. Door verwijswoorden

2. Door signaalwoorden

Slide 12 - Slide

Noem drie verwijswoorden

Slide 13 - Mind map

Zinsverbanden door verwijswoorden

Slide 14 - Slide

die & deze verwijzen naar ...-woorden
A
de-woorden (znw)
B
het-woorden (znw)
C
een-woorden (znw)
D
de, het & een-woorden (znw)

Slide 15 - Quiz

Waarmee & met wie
A
'Waarmee' verwijst naar personen, 'met wie' verwijst naar dingen
B
'Waarmee' verwijst naar dingen, 'met wie' verwijst naar personen
C
'Waarmee' en 'met wie' mag je door elkaar gebruiken; er zijn geen vaste regels.
D
Je mag in het Nederlands alleen 'waarmee' gebruiken. 'Met wie' is altijd fout.

Slide 16 - Quiz

Theorie 'verbanden tussen zinnen'
Je kunt op twee manieren verbanden aanbrengen:

1. Door verwijswoorden

2. Door signaalwoorden

Slide 17 - Slide

Noem een tekstverband + bijpassend signaalwoord.

Slide 18 - Mind map

Signaalwoorden

Slide 19 - Slide

Het signaalwoord 'want' hoort bij het tekstverband
A
tegenstelling
B
reden
C
conclusie/ samenvatting
D
oorzaak-gevolg

Slide 20 - Quiz

Het signaalwoord 'ook' hoort bij het tekstverband
A
opsomming
B
voorbeeld
C
tijd
D
voorwaarde

Slide 21 - Quiz

Huiswerk
  • Maak Formuleren - H6 - Opdracht 1 en 2
  • Probeer het online te maken en stuur anders een foto in de chat van Teams. 

Slide 22 - Slide