Lezen H1 H2 H3

Lezen
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Lezen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Deze les
Lezen H1 - bladzijde 7-8
Lezen H2 - bladzijde 45
Lezen H3 - bladzijde 83-84

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Je weet uit welke drie delen een zakelijke tekst meestel bestaat
Je weet het verschil tussen feiten, meningen en argumenten
Je kent van de verbanden opsomming, tegenstelling, tijdsvolgorde, oorzaak-gevolg, voorbeeld, vergelijking en conclusie de bijbehorende signaalwoorden

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Lezen H1
Indeling van een tekst

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Indeling van een tekst
inleiding 
middenstuk
slot

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Inleiding
Onderwerp wordt genoemd
Daarnaast wordt het volgende ook wel eens genoemd:
aanleiding, voorbeeld, leuk en kort verhaaltje, belangrijke vraag, mening of opbouw van de tekst

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Middenstuk
Verschillende zaken die met het onderwerp te maken hebben worden behandeld
Deelonderwerpen

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slot
Hoofdgedachte
Advies gegeven
Conclusie getrokken
Korte samenvatting
Toekomstverwachting (wat gaat nog gebeuren)
Vraag uit de inleiding beantwoorden

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Een korte samenvatting geven.
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Deelonderwerpen
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Klassikaal opdracht 2

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
Opdracht 3

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Lezen H2
Feiten, meningen en argumenten

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Feit
Een feit kan je controleren

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Mening
Wat iemand ergens van vindt
Met een mening kan je het eens of oneens zijn
Een mening kan je niet controleren

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Je kunt het op waarheid controleren.
Je bent het ermee eens of oneens
Feit
Mening

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions

Feit of mening:
Vandaag is het donderdag.
A
feit
B
mening

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Feit of mening?
Hij praat heel snel.
A
mening
B
feit

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Het is hier ijskoud!
A
feit
B
mening

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Zij werkt in Heerlen.
A
mening
B
feit

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Veel dunne mensen hebben mijns inziens een eetprobleem.
In het reglement staat: 'Ben je te laat, meld je dan bij de conciërge.'
Merijn leest nooit de boeken die zijn moeder uit de bibliotheek haalt.
Mark had precies een half uur nodig om zijn haar in model te brengen.
Ali vindt dat Gouda een grote stad is.
feit
mening

Slide 21 - Drag question

This item has no instructions

Wat past waar? Feit of mening?
Feit
Mening

Slide 22 - Drag question

This item has no instructions

Argument
De schrijver legt uit waarom hij een bepaalde mening heeft

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Mening: Elke leerling moet toegang tot gratis bijles krijgen
Geef een argument

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Klassikaal opdracht 2

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
Opdracht 4

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Lezen H3
Verbanden en signaalwoorden

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Tekstverbanden

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Signaalwoorden
Helpen om verbanden in een tekst te herkennen

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Verbanden
opsomming
tegenstelling
tijdsvolgorde
oorzaak-gevolg
voorbeeld
vergelijking
conclusie

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Doel - middel
Iets wordt gebruikt of gedaan (het middel), om iets anders te bereiken (het doel).

Signaalwoorden:
waarmee, zodat, om te, door middel van, met behulp van

Om mijn eindexamen te halen, zal ik nog veel moeten oefenen met schrijven.
doel - middel
doel: eindexamen halen
middel: veel oefenen met schrijven

Slide 31 - Slide


Aan de slag
Opdracht 2 en 4

Slide 32 - Slide

This item has no instructions