1. opfris werkwoorden t d dt

11-11-2022
Uitleg ww-spelling (les 1)
Toets Lezen in TOA / werken in Door NL (les 2)
Toets Kijk- en Luisteren (tussenuur)
Tijdens leerplein woordenschat inhalen 
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

11-11-2022
Uitleg ww-spelling (les 1)
Toets Lezen in TOA / werken in Door NL (les 2)
Toets Kijk- en Luisteren (tussenuur)
Tijdens leerplein woordenschat inhalen 

Slide 1 - Slide

Spelling * t-d-dt
Nog even opfrissen....

Slide 2 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Opfrissen spelling tegenwoordige tijd
  • Opfrissen spelling verleden tijd
  • Opfrissen voltooid deelwoord
                                                                        Werken in DoorNederlands
Je kunt de werkwoordsvormen correct schrijven...
in korte en lange zinnen.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

De tegenwoordige tijd
nu

Slide 6 - Slide

De groep studenten (lopen) naar school.
A
loopd
B
loopt
C
loop
D
lopen

Slide 7 - Quiz

Hij (worden) later marinier.

A
word
B
worden
C
wordt
D
wort

Slide 8 - Quiz

Femke (betalen) haar rekeningen gelukkig op tijd.
A
betaalt
B
betaald
C
betaaldt
D
betalen

Slide 9 - Quiz

Trucje
Verander het werkwoord door bijvoorbeeld 'lopen' of 'smurfen' 
Hoor je loop of loopt? Smurf of smurft?
Dan komt er een 't' achter de stam!
Jij (worden) volgens mij wel 2 meter 10!
'worden' vervangen door 'lopen' 
Jij (loopt) volgens mij wel 2 meter 10!
DUS: Jij wordt volgens mij wel 2 meter 10!

Slide 10 - Slide

werkwoord 'smurfen'

Slide 11 - Slide

De verleden tijd
toen

Slide 12 - Slide

Vorige week (zijn) ik bij mijn oma om even gedag te zeggen.
A
zijnde
B
zijn
C
is
D
was

Slide 13 - Quiz

Alle studenten (zwaaien) vriendelijk naar de docent Engels.
A
zwaaite
B
zwaaiten
C
zwaaide
D
zwaaiden

Slide 14 - Quiz

Hij (melden) het ongeluk binnen een minuut via 112.
A
meldde
B
melden
C
melde
D
meldden

Slide 15 - Quiz

Niemand kon het vuurwerk goed zien, omdat het zo (misten).
A
misten
B
miste
C
misde
D
mistte

Slide 16 - Quiz

Voltooid deelwoord
Een voltooid deelwoord begint vaak met:
be-, ge-, ver- of ont-.

Laatste letter klinkt als een t, maar is soms een d.
Maak bij twijfel het woord langer!
Werken - werkte - gewerkt
Scheuren - scheurde - gescheurd


Slide 17 - Slide

Hij heeft hard (rennen) om de bus te kunnen halen.
A
gerend
B
gerent
C
gerendt

Slide 18 - Quiz

Zij heeft zonder te vragen de laptop uit zijn tas (pakken).
A
gepakt
B
gepakd
C
gepaktd
D
bepakt

Slide 19 - Quiz

Op de A6 was vanmorgen een ernstig ongeluk (gebeuren).
A
gebeurt
B
gebeurdt
C
gebeurd
D
beurt

Slide 20 - Quiz

Hij is er erg snel naartoe (fietsen).
A
gefietsd
B
gefietst
C
verfietst
D
gevietst

Slide 21 - Quiz

Zij is helaas met het coronavirus (besmetten), maar gelukkig heeft ze geen klachten.
A
gebesmet
B
besmet
C
versmed
D
besmed

Slide 22 - Quiz

Opdrachten maken
Let op of je de persoonsvorm in de tt of de vd moet noteren.
Kijk als je 'je' na de pv ziet, of het ook 'jouw' kan zijn.

Het werkwoord willen gaat net als kunnen: jij kunt, hij kan... jij wilt, hij wil....
Werk rustig en nauwkeurig! Alles in één keer goed is het doel!

Slide 23 - Slide

Maken
DoorNederlands --> extra oefenen--> spelling--> werkwoordspelling

Extra oefenen buiten Door Nederlands:
https://www.cambiumned.nl/oefenen/spelling/werkwoordspelling/
http://www.nederlandswebsite.nl/hsl1.html

Slide 24 - Slide

DoorNederlands --> extra oefenen--> spelling--> werkwoordspelling

Slide 25 - Slide