This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
Slide 1 - Slide
Huiswerk
Maandag 17 januari:
Spelling ww H1: opdr. 1 t/m 4
Spelling ww H2 opdr. 1 t/m 3
Spelling ww H3: opdr. 1 t/m 5
Vrijdag 21 januari:
Toets Spelling (+ww) H1-3
Slide 2 - Slide
Doel van deze les:
Ik kan de persoonsvormen in de tegenwoordige tijd op -d en -dt correct spellen.
Slide 3 - Slide
Wat gaan we deze les doen?
Wat weet je al?
Uitleg Spelling ww H3 - pvtt
Zelf aan de slag!
Slide 4 - Slide
Wat weet je al?
Pak pen en papier. Schrijf de correcte vorm op.
De leerling-verpleegster ... (verbinden) de wond zo zorgvuldig mogelijk.
Na een moeizaam begin ... (werken) Maurice nu hard voor een mooi cijfer.
... (vertrouwen) jij Era jouw nieuwe spijkerjack toe?
Morgen ... (worden) jij om 9.00 uur verwacht bij de orthodontist.
Slide 5 - Slide
Startopdracht (antwoorden)
Pak pen en papier. Schrijf de correcte vorm op.
De leerling-verpleegster verbindt de wond zo zorgvuldig mogelijk.
Na een moeizaam begin werktMaurice nu hard voor een mooi cijfer.
Vertrouw jij Era jouw nieuwe spijkerjack toe?
Morgen word jij om 9.00 uur verwacht bij de orthodontist.
Tip: gebruik smurfen of lopen
Slide 6 - Slide
H3 Spelling WW - persoonsvorm tegenwoordige tijd
Bij de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (pvtt) hoor je vaak niet of je het werkwoord met een -d of met -dt schrijft. Het klinkt immers hetzelfde. De regel is als volgt:
Bij ik of jij achter het ww schrijf je alleen de ik-vorm: ik raad - hij raadt
Bij jij voor het ww en hij, zij, u en het schrijf je ik-vorm + t: vind jij - zij vindt
Tip: Vul het werkwoord 'lopen' of 'smurfen' in op de plaats van het oorspronkelijke ww en je hoort of je een -t moet schrijven.
Slide 7 - Slide
Persoonsvorm > T.T.
> V.T.
Geen persoonsvorm
1. Ik of jij/je erachter = ik-vorm
2. ev: jij/hij/zij/het = ik-vorm + t
3. mv: wij/jullie/zij = hele werkwoord
Slide 8 - Slide
H3 Spelling WW - persoonsvorm tegenwoordige tijd
Vergelijk met 'lopen'!
De ik-vorm van lopen is loop.
De ik-vorm van antwoorden is antwoord.
De ik-vorm van sparen is spaar.
ik loop - ik antwoord - ik spaar
loop jij? - antwoord jij? - spaar jij?
jij loopt - jij antwoordt - jij spaart
hij loopt - hij antwoordt - hij spaart
loopt hij? - antwoordt hij? - spaart hij?
Slide 9 - Slide
H3 Spelling WW - persoonsvorm tegenwoordige tijd
-d of - dt?
-'dt' kan nooit (!!!!!) als er in het hele werkwoord geen d zit
jijverbouwdt is dus fout!!!!
Want: hele ww is verbouwen
-en eraf + t = verbouwt (tt)
Slide 10 - Slide
-dt kan dus alleen bij woorden waar al een -d in zit (maar niet altijd!)
- branden
- laden
- worden
Wat gebeurt er als jij achter de pv komt?
Ik
Jij (ervoor)
Hij
brand
brandt
brandt
laad
laadt
laadt
word
wordt
wordt
smurf
smurft
smurft
Dit kan verwarren of verduidelijken: je schrijft dus een ww niet met -dt maar je zet een -t achter de ik-vorm.
H3 Spelling WW - persoonsvorm tegenwoordige tijd
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Video
Persoonsvorm > T.T.
> V.T.
Geen persoonsvorm > voltooid deelwoord ('t Kofschip)
> bijvoeglijk naamwoord (zo kort mogelijk)
> onvoltooid deelwoord ( hele ww + -d)
> gebiedende wijs (ik-vorm)
> infinitief (hele ww)
1. Ik of jij/je erachter = ik-vorm
2. ev: jij/hij/zij/het = ik-vorm + t
3. mv: wij/jullie/zij = hele werkwoord
Sterke werkwoorden: veranderen van tijd
Zwakke werkwoorden: ik-vorm + te(n)/de(n)
Slide 13 - Slide
Oefenen
Slide 14 - Slide
Jesse (worden) bijna 10
A
word
B
wordt
Slide 15 - Quiz
(worden) Jesse bijna 10?
(tip: vervang door lopen of smurfen)
A
word
B
wordt
Slide 16 - Quiz
Hij (bevrijden) de orka uit het dolfinarium.
A
bevrijd
B
bevrijdt
Slide 17 - Quiz
(bevrijden) hij de orka uit het dolfinarium?
A
bevrijd
B
bevrijdt
Slide 18 - Quiz
Jij (laden) mijn telefoon op.
A
laad
B
laadt
Slide 19 - Quiz
(antwoorden) jij voor mijn beurt?
A
antwoord
B
antwoordt
Slide 20 - Quiz
Persoonsvorm > T.T.
> V.T.
Geen persoonsvorm > voltooid deelwoord ('t Kofschip)
> bijvoeglijk naamwoord (zo kort mogelijk)
> onvoltooid deelwoord ( hele ww + -d)
> gebiedende wijs (ik-vorm)
> infinitief (hele ww)
1. Ik of jij/je erachter = ik-vorm
2. ev: jij/hij/zij/het = ik-vorm + t
3. mv: wij/jullie/zij = hele werkwoord
Sterke werkwoorden: veranderen van tijd
Zwakke werkwoorden: ik-vorm + te(n)/de(n)
Slide 21 - Slide
Aan de slag!
Maak H3 - Spelling ww: opdr 1-5.
Je mag dit samen doen, maar overleg zachtjes.
Werk uit het boek!
Klaar?
Maak de extra opdracht (6), lees verder uit je leesboek of ga alvast leren.
timer
20:00
Slide 22 - Slide
Huiswerk
Dinsdag 7 december:
Spelling H1 opdr. 1 t/m 3 af.
Versie 2 zakelijke e-mail inleveren
Slide 23 - Slide
Check:
Schrijf het juiste antwoord op:
1. (verbranden) je vader zijn rommel?
2. Ik (raden) je aan goed te leren voor de toets.
3. Hij (melden) zich bij de balie van het gemeentehuis.
4. (landen) het vliegtuig op de polderbaan?
5. (vermoeden) jij onrecht?
Slide 24 - Slide
Check (antwoorden):
Schrijf het juiste antwoord op:
1. Verbrandt je vader zijn rommel?
2. Ik raad je aan goed te leren voor de toets.
3. Hij meldt zich bij de balie van het gemeentehuis.