Les 39.2 - spreek- en schrijftaal

NEDERLANDS
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

NEDERLANDS

Slide 1 - Slide

Vandaag
  • Theorie les 36
  • Opdrachten maken
  • Opdrachten bespreken


--> je leert het verschil tussen spreektaal en schrijftaal

Slide 2 - Slide

Spreektaal
Gesproken teksten

Doel = interactie
Vluchtig
Meestal informeel

Voorbeelden?

Slide 3 - Slide

Schrijftaal
Geschreven teksten

Doel: informatieoverdracht 
Blijvend
Meestal formeler en ingewikkelder

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Verloedering
= Toename spreektaal in geschreven teksten
 = meer slordigheid


Is dit taalontwikkeling of ‘taalverloedering’?
Wat vinden jullie?

Slide 8 - Slide

Kortom,
Spreektaal is informeel, schrijftaal is formeler.

Slide 9 - Slide

Aan de slag!

Maak: les 39, opdracht 1 t/m 3

We kijken dit over 15 minuten na

Daarna doen we opdracht 4

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Volgende les
= online
Huiswerk: woordjes les 39 leren


We gaan wat verder in op de boekopdracht (plot & motief)

Slide 12 - Slide

NEDERLANDS

Slide 13 - Slide

Vandaag
  • Korte terugblik spreek- en schrijftaal
  • Nieuwe theorie
  • Opdrachten maken
  • Opdrachten bespreken

Slide 14 - Slide

Verschillen spreektaal en schrijftaal?

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Even oefenen......

Slide 19 - Slide

Schrijftaal of spreektaal?
AANGENAAM
A
Schrijftaal
B
Spreektaal

Slide 20 - Quiz

Schrijftaal of spreektaal?
BIJ VOORBAAT
A
Schrijftaal
B
Spreektaal

Slide 21 - Quiz

Schrijftaal of spreektaal?
COOL
A
Schrijftaal
B
Spreektaal

Slide 22 - Quiz

Schrijftaal of spreektaal?
DIMMEN
A
Schrijftaal
B
Spreektaal

Slide 23 - Quiz

Schrijftaal of spreektaal?
EVENTUEEL
A
Schrijftaal
B
Spreektaal

Slide 24 - Quiz

Schrijftaal of spreektaal?
GOEIE
A
Schrijftaal
B
Spreektaal

Slide 25 - Quiz

Schrijftaal of spreektaal?
ONGETWIJFELD
A
Schrijftaal
B
Spreektaal

Slide 26 - Quiz

Schrijftaal of spreektaal?
LIJP
A
Schrijftaal
B
Spreektaal

Slide 27 - Quiz

Schrijftaal of spreektaal?
TOENAME
A
Schrijftaal
B
Spreektaal

Slide 28 - Quiz

Schrijftaal of spreektaal?
VOORTDUREND
A
Schrijftaal
B
Spreektaal

Slide 29 - Quiz

Schrijftaal of spreektaal?
MEISSIE
A
Schrijftaal
B
Spreektaal

Slide 30 - Quiz

Les 39.2 - groepstalen
Groepstalen/sociolect = taalvariant van een bepaalde groep mensen. O.a.:

 (vak)jargon: vaktaal, taal bij een beroep of bezigheid
 straattaal: taal die jongeren met elkaar spreken, m.n. in grote steden
 Voetbaltaal: taal van voetballiefhebbers

Slide 31 - Slide

Welke groepstalen spreek jij?
Of welke kun jij nog verzinnen?

Slide 32 - Slide

Bijv.
Gametaal
Modetaal
Cryptotaal 
Hockeytaal

.......

Slide 33 - Slide

Groepstalen
Vaak worden bepaalde woorden op den duur Standaardnederlands
Bijv.: ‘cool’, ‘mattie’, 'chillen', ‘een inkoppertje’



=taalvernieuwing

Slide 34 - Slide

Jargon
= vaktaal

Blijft vaak binnen groep & is voor buitenstaanders lastig te begrijpen. Bijv.:

 aanhangig maken: naar de rechter stappen
 seponeren: niet vervolgen


Slide 35 - Slide

Kortom,
De groep waar je bij hoort, bepaalt deels je taalgebruik.

Slide 36 - Slide

Aan de slag!

Maak: les 39, vraag 5, 7 & 8 
P. 160


We bespreken de antwoorden straks

Slide 37 - Slide

Volgende les

Huiswerk: woordjes les 35 leren

Slide 38 - Slide