Werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden

Wederkerende werkwoorden 
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Wederkerende werkwoorden 

Slide 1 - Slide

Wat moeten we weten?

- Werkwoordelijk gezegde 
- Lijdend voorwerp
- Wederkerende werkwoorden 

Slide 2 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin. Een persoonsvorm behoort dus ook altijd tot het werkwoordelijk gezegde.

'Kim zou het boek gelezen hebben'



Slide 3 - Slide

Lijdend Voorwerp
Je vindt een lijdend voorwerp door te vragen?
Wie of Wat + WG + OW

Let op: niet iedere zin heeft een lijdend voorwerp

'Wij gaan brood kopen'



Slide 4 - Slide

Wederkerend werkwoord
 Het onderwerp van de zin komt terug in het wederkerend voornaamwoord. Het hangt van het onderwerp af welk wederkerend voornaamwoord je gebruikt.



Slide 5 - Slide

Oefening - zich vergissen
Ik vergis
Jij vergist
Hij vergist
Wij vergissen
Jullie vergissen
Zij vergissen





Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Toevallig wederkerend
Het wederkerend voornaamwoord kan vervangen worden door iets anders. Door een persoon of ding.

Zich wassen

Ik was me
Ik was mijn auto

Slide 8 - Slide

Verplicht wederkerend
Het voornaamwoord hoort bij het werkwoordelijk gezegde

Zich vergissen

Ik vergis me
Ik vergis iemand anders

Slide 9 - Slide

Ik bezeerde mij tijdens de wedstrijd 
- Persoonsvorm:
- Zet strepen tussen de zinsdelen
- Onderwerp
-Toevallig wederkerend of verplicht wederkerend?

Slide 10 - Slide

Ik vergiste mij bij het uitrekenen van het cijfer
- Persoonsvorm:
- Zet strepen tussen de zinsdelen
- Onderwerp
- toevalig wederkerend of verplicht wederkerend?

Slide 11 - Slide