Formuleren H3 (1)

1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?
Start formuleren h3
- Theorie formuleren h3 bekijken.
- Aantekeningen maken.
- Zelfstandig werken aan opdr. 1 t/m 3.
- Werkwoordspelling.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Leg het verschil uit.
  1. De kinderen keken naar een tv-programma, dat wij goed vonden.
  2. De kinderen keken naar een tv-programma, wat wij goed vonden.

  1. Mensen gooien veel vlees weg, dat goed is.
  2. Mensen gooien veel vlees weg, wat goed is.

Slide 6 - Slide

Verwijswoorden
In een zin kun je terugverwijzen naar een eerdergenoemd woord of vooruitwijzen naar een woord verderop in de zin. Het woord/de woordgroep waarnaar je verwijst, is het antecedent.
 
Hoe voorkom je een verwijsfout?
  1. Zorg dat je weet wat het antecedent is. (waar verwijst het woord naar?
  2. Wat is de woordsoort van het in te vullen woord?
  3. Kies het correcte verwijswoord.

Slide 7 - Slide

Lastige kwesties
  1. Geslacht: mannelijk of vrouwelijk?
  2. Die of dat/ deze of dit?
  3. Hen of hun?
  4. Dat of wat?
  5. ...wie of waar...? 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Zelfstandig werken
  • Werk zelfstandig aan opdracht 1, 2 en 3 op blz. 97 in het boek.

Slide 10 - Slide