Schrijven les 2

Vorige week:
Je hebt opdrachten gemaakt van werkwoordspelling
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vorige week:
Je hebt opdrachten gemaakt van werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Tips
- Maak zelf een schema waarmee je werkwoorden kunt vervoegen. 

Slide 3 - Slide

Jij .... in de ochtend de koeien
A
melk
B
melkt

Slide 4 - Quiz

Hij .... varkens de leukste dieren
A
vindt
B
vind

Slide 5 - Quiz

... jij dat ook?
A
vind
B
vindt

Slide 6 - Quiz

Werkwoorden uit het Engels
Vervoegen op dezelfde manier als Nederlands
Niet altijd -en want dan is de uitspraak anders

Dus bij gamen = stam game
ik game
jij/u gamet
hij/zij/het gamet

Slide 7 - Slide

Jij (sharen) toch wel eens stagefoto's?
A
sharet
B
shart

Slide 8 - Quiz

Jij (liken) toch alles wat je leest op instagram?
A
liked
B
liket

Slide 9 - Quiz

...(daten) jij wel eens online?
A
date
B
datet

Slide 10 - Quiz

't Sexy Fokschaap
verleden tijd:
werkwoord -en
Gamen > gam

m in 't sexy fokschaap?
Nee? Dan de(n)
Dus: ik gamede gister met Thijs

Slide 11 - Slide

Met mijn vriendin ...(facetimen) ik gister
A
facetimde
B
facetimede

Slide 12 - Quiz

...(liken) jij vorige week die vakantiefoto van mij op facebook?
A
likete
B
likte

Slide 13 - Quiz

...(switchen) hij vorig jaar van studie?
A
schwitchde
B
schwitchte

Slide 14 - Quiz

Hoe zit het met het voltooid deelwoord?

Die foto is op internet geplaatst.



Wij hebben hem veel berichten gestuurd.

Waarom?

Slide 15 - Slide

Zij heeft over haar online bestelling ...(bellen)
A
gebeld
B
gebelt

Slide 16 - Quiz

Om twaalf uur heeft zij nog op een tweet ... (reageren)
A
gereageerd
B
gereageert

Slide 17 - Quiz

Ik heb die tweet (missen)
A
gemist
B
gemisd

Slide 18 - Quiz

Zij heeft jou vanochtend nog ...(appen)
A
geappt
B
geappd

Slide 19 - Quiz

Schrijven

Slide 20 - Slide

Welke schrijfdoelen ken je?

Slide 21 - Mind map

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

wat is het verschil tussen formele en informele toon?

Slide 25 - Mind map

Aan de slag
Maken: Studiereader starttaal 3F
Thema 1 - Hoofdstuk 4 Schrijven
Opdracht 1-5 (in tweetallen)

Slide 26 - Slide