De bijzinstructuur
Volgorde: onderwerp – rest van de zin – alle werkwoorden
Voorbeeld: Ik neem mijn regenjas mee, omdat ik naar huis wil fietsen. / Ik kom te laat, tenzij ik nu naar huis fiets.
De ‘rest’ van de zin
1. Tijd
tijd is belangrijk in Nederland en dat noemen we meestal als eerste in een zin.
Het tijdstip kan ook helemaal vooraan in de zin komen te staan. Dan volgt er altijd een inversie.
2. Manier
hoe gebeurt het?
3. Plaats
de plaats wordt meestal als laatste genoemd.
Kijk maar eens naar deze voorbeelden:
- Ik fiets nu snel naar huis.
- Ik ga morgen op de fiets naar het werk.
- Vandaag ga ik op de fiets naar het werk.