grammatica - mv + bwb

welkom 
2TLH
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with text slides.

Items in this lesson

welkom 
2TLH

Slide 1 - Slide

Iedereen aanwezig?

Slide 2 - Slide

zinsontleding
* persoonsvorm 
* zinsdelen 
* werkwoordelijk gezegde 
* onderwerp
* lijdend voorwerp
* meewerkend voorwerp
* bijwoordelijke bepaling

Slide 3 - Slide

zinsontleding - altijd in deze volgorde!
* persoonsvorm 
* zinsdelen 
* werkwoordelijk gezegde 
* onderwerp
* lijdend voorwerp
* meewerkend voorwerp
* bijwoordelijke bepaling

Slide 4 - Slide

* persoonsvorm   -  
* zinsdelen  - 
* werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden van de zin
* onderwerp -                           (wie/wat + wg?  = ... onderwerp)
* lijdend voorwerp            (wie/wat + wg + o? = .. lijdend voorwerp)
* meewerkend voorwerp  (aan wie/voor wie + wg + o + lv = mv)
* bijwoordelijke bepaling   (waar, wanneer, hoe?)

Slide 5 - Slide

Mijn vader heeft een nieuwe tv gekocht.
pv = heeft
wg = heeft gekocht
o=?  

wie/wat + WG? = onderwerp
Wie          +  heeft gekocht?
antwoord/onderwerp: mijn vader

Slide 6 - Slide

Lijdend Voorwerp

Slide 7 - Slide

Mijn vader heeft een nieuwe tv gekocht.
pv = heeft
wg = heeft gekocht
o= mijn vader
lv = ? 

Wie/wat + WG + o?  = lijdend voorwerp
--> wat  + heeft gekocht + mijn vader? = ...?
antwoord/lijdend voorwerp: een nieuwe tv

Slide 8 - Slide

Lijdend voorwerp

Slide 9 - Slide

Het meewerkend voorwerp

Slide 10 - Slide

Meewerkend voorwerp




MV = aan wie of voor wie + WG + O + LV?

Slide 11 - Slide

Mijn vader heeft een nieuwe tv gekocht voor mijn moeder.
pv = heeft
wg = heeft gekocht
o= mijn vader
lv = een nieuwe tv
mv = ?

aan wie/voor wie + WG + O + LV? = meewerkend voorwerp
--> voor wie  heeft mijn vader een nieuwe tv gekocht? 

Slide 12 - Slide

Meewerkend voorwerp

Slide 13 - Slide

Alle aanwezigen  / zongen een lied / voor de jarige. 
pv/wg - zongen
o  - Wie zongen? --> alle aanwezigen
lv - Wat zongen alle aanwezigen? --> een lied
mv - Voor wie .....? --> voor de jarige

Slide 14 - Slide

Meewerkend voorwerp

Slide 15 - Slide

Oma  / appt /  mij / het recept.
pv: appt
wg: appt
o: wie appt? --> oma
lv: wat appt oma? --> het recept
mv: aan wie appt oma het recept? --> mij

Slide 16 - Slide

Oma  / appt / mij / het recept.
check:   
'aan'  weglaten  of toevoegen

Oma appt (aan) mij het recept. 

Slide 17 - Slide

Morgen / vieren / Rachel en Christien / hun 16e verjaardag.
pv =  vieren
wg =  vieren
o = Rachel en Christien
lv = hun 16e verjaardag
mv =  x
bwb = 

Slide 18 - Slide

Morgen / vieren / Rachel en Christien / hun 16e verjaardag.
pv =  
wg =  
o = 
lv = 
mv =  
...

Slide 19 - Slide

Bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 20 - Slide

Gisteren kocht mijn vader een nieuwe tv.
Wanneer?  -> Gisteren

Slide 21 - Slide

Vanmorgen  / heeft / hij  / haar, /  tijdens het ontbijt, /  het nieuws / verteld.

Slide 22 - Slide