This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
H3.2 2A Herhaling
Betogende tekst Argument en tegenargument
Kritisch lezen Verwijswoorden Tekstverband 3
Slide 1 - Slide
Wat betekent 'betogen' letterlijk?
Slide 2 - Open question
Welk tekstdoel hoort bij een betogende tekst?
Slide 3 - Open question
Noem zoveel mogelijk betogende tekstvormen.
Slide 4 - Open question
Welke opbouw hebben veel betogende teksten?
A
tweedeling
B
driedeling
Slide 5 - Quiz
Noem de functies van de inleiding van een betogende tekst.
Slide 6 - Open question
Noem de functies van de kern van een betogende tekst.
Slide 7 - Open question
Noem de functies van het slot van een betogende tekst.
Slide 8 - Open question
Wat is een argument? Leg uit.
Slide 9 - Open question
Vul de twee woorden in: Een argument kan zowel een ... als een .... zijn.
Slide 10 - Open question
Noem het ontbrekende woord: In een betoog kan de schrijver ook gebruikmaken van een tegenargument. Met het tegenargument probeert hij een eerder genoemd argument te ...............
Slide 11 - Open question
Noem alle vijf de leesstrategieën.
Slide 12 - Open question
Welke beoordelende vragen kun je stellen bij een feit als argument?
Slide 13 - Open question
Geef een voorbeeldzin met daarin een oorzaak/gevolg verband.