Hoofdletters en leestekens

Leestekens (interpunctie)
...en hoofdletters
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Leestekens (interpunctie)
...en hoofdletters

Slide 1 - Slide

als je zinnen opschrijft is het handig dat je daarbij let op hoe je die zinnen opschrijft het is erg handig om hoofdletters en leestekens te gebruiken doe je dat niet krijg je zinnen en teksten die moeilijker te lezen zijn je moet de hele tijd gaan puzzelen waar een zin begint en ophoudt en waar bijvoorbeeld namen staan als je deze tekst leest zul je dat wel begrijpen daarom gaan we vandaag kijken hoe je dat moet doen

Slide 2 - Slide

Weet je nog?
Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

Schrijf de tekst over en zet hoofdletters en punten.

op een avond klopte een buurman bij jan aan deze man kletste heel veel

Slide 5 - Open question

De juiste tekst
Op een avond klopte een buurman bij Jan aan. Deze man kletste heel veel  

Slide 6 - Slide

Schrijf over en zet de hoofdletters en punten.

maria en jan gingen maandag met hun kind wandelen het regende hard

Slide 7 - Open question

Maria en Jan gingen maandag met hun kind wandelen. Het regende hard.

Slide 8 - Slide

Wat is goed?
A
piet en jan gaan op reis naar Spanje.
B
Piet en Jan gaan op reis naar Spanje.
C
Piet en jan gaan op reis naar spanje.
D
piet en Jan gaan op reis naar Spanje.

Slide 9 - Quiz

Maak een goede zin.
de levering uit oostenrijk wordt na de vakantie verwacht.

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Achter welke zin hoort een ? Meer antwoorden kunnen goed zijn.
A
Jan komt straks eten
B
Komt Jan straks eten
C
We gaan straks eten
D
Wanneer gaan we eten

Slide 12 - Quiz

Welke zin is correct?
A
Maria, we gaan zo eten. Kom je?
B
Maria we gaan zo eten kom je?
C
Maria? We gaan zo eten, kom je.
D
Maria we gaan. Zo eten kom je?

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Leespauzes
  • Aangeven met een komma.

  • Wanneer?
    - Altijd bij een opsomming (Eva, Jens, Vincent en Jasper).
    - Tussen 2 zinnen die samen in 1 zin staan (let op persoonsvorm)
        (Gisteren hadden we vrij, vandaag hebben we school.) 
    - Voor een voegwoord.
        (Deze telefoon is duurmaar die is nog duurder.)
LET OP:
GEEN komma voor 'en'.

Slide 15 - Slide

Welke zin is goed?
A
Als je zin hebt, kun je ook mee gaan eten.
B
Als je zin hebt kun je ook mee gaan eten.

Slide 16 - Quiz

Schrijf de zin over met hoofdletters, komma's en punten op de juiste plek.
karin bas mohamed en saida gaan wandelen winkelen en lekker eten

Slide 17 - Open question

Karin, BasMohamed en Saida gaan wandelen, winkelen en lekker eten.

Slide 18 - Slide

Vraag- en uitroepteken
  • Niet altijd komt er een  punt aan het  einde van een zin.

  • Vraagteken bij vraag:   ?

  • Uitroepteken bij benadrukken zin:   !

Slide 19 - Slide

Wanneer gebruik je wat?
Aan het begin van een zin.
Tussen twee persoonsvormen.
Vóór een verbindingswoord.
Aan het eind van een vraagzin.
Aan het eind van een gewone zin.
hoofdletter
punt
vraagteken
komma
komma

Slide 20 - Drag question

Hoe ging de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll