W47 - Herhaling Hoofdstuk 2 voor toets

1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vandaag...
  1. Herhaling voor toets H2
  2. Toets H2

Slide 2 - Slide

LET OP!
  • Noteer bij rekenvragen altijd je berekening (behalve bij meerkeuzevragen).
  • Noteer voor geldbedragen het €-teken. Vergeet bij procenten het %-teken niet.
  • Afronden: bedragen op hele centen, personen op hele getallen, andere getallen, zoals procenten, op één decimaal.

Slide 3 - Slide

Wat voor soort uitgave is er afgebeeld?
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 4 - Quiz

Wat voor soort uitgave is er afgebeeld?
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 5 - Quiz

Bekijk de advertentie.
Bereken hoeveel het abonnement gemiddeld per maand kost.
Noteer als 12,34, zonder euroteken!
timer
2:00

Slide 6 - Open question

Wanneer je iets koopt, gebruik je geld als rekenmiddel
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Wat is geen leenmotief?
A
Lenen voor de aanschaf van een duurzaam consumptiegoed
B
Lenen voor een tijdelijke geldtekort
C
Lenen uit voorzorg
D
Lenen voor de aanschaf van een huis

Slide 8 - Quiz

Het spaarmotief is hier
A
voorzorg
B
rente
C
doel
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 9 - Quiz

Bij een WA-verzekering ben je
A
Verzekerd tegen schade aan je auto
B
Verzekerd tegen schade aan anderen (door jouw auto)
C
Verzekerd tegen schade aan je auto en schade aan anderen (door jouw auto)
D
Verzekerd tegen schade en diefstal van jouw auto

Slide 10 - Quiz

Wat is geen verplichte verzekering?
A
WA verzekering
B
opstalverzekering
C
zorgverzekering
D
casco verzekering

Slide 11 - Quiz

Welke rente is hoger, de rente die je ontvangt voor je spaargeld, of de rente die je betaalt voor je lening?
A
spaarrente
B
kredietrente

Slide 12 - Quiz

Je banksaldo was aan het begin van de maand € 40,25.
In de loop van de maand ontvang je op je rekening € 20 zakgeld. Er wordt ook € 10,50 bijgeschreven voor oppassen bij de buren.
Aan het eind van de maand is je saldo € 39,50.
Bereken hoeveel je hebt uitgegeven. Noteer als 12,34 zonder €

Slide 13 - Open question

Bekijk de bron. Ruben heeft € 2.500 op zijn spaarrekening staan. Bereken de rente die Ruben na een jaar krijgt bijgeschreven als hij bij de bank met de hoogste rente spaart. Noteer als 12,34, zonder euroteken!
timer
2:00

Slide 14 - Open question

Je hebt €1.500 op je spaarrekening staan. Aan het einde van het jaar ontvang je €22,50 aan rente. Bereken het rentepercentage. Noteer als 1,2%
timer
2:00

Slide 15 - Open question

Iris sluit een lening van €2.000 af met een looptijd van 36 maanden. Bereken de kosten van de lening. Noteer als 12,00, zonder € met 2 decimalen!

Slide 16 - Open question

Je fiets wordt gestolen. Je fiets is voor maximaal € 600 verzekerd, met een eigen risico van € 85,25. Je hebt voor €550 schade. Bereken het bedrag van de schadevergoeding. Noteer als 12,34, zonder €!

Slide 17 - Open question

LET OP!
  • Noteer bij rekenvragen altijd je berekening (behalve bij meerkeuzevragen).
  • Noteer voor geldbedragen het €-teken. Vergeet bij procenten het %-teken niet.
  • Afronden: bedragen op hele centen, personen op hele getallen, andere getallen, zoals procenten, op één decimaal.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide