This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Items in this lesson
2.3 Waarom zou je lenen?
Slide 1 - Slide
2.3 lenen
* 2.2 sparen -> bespreken + nakijken
uitleg 2.3
aan de slag
evaluatie
Slide 2 - Slide
Kijkopdracht
Bekijk de video
wat doet Piet als hij niet genoeg heeft gespaard voor zijn fiets?
Hoe het terugbetalen aan de bank?
Uit welke 2 delen bestaat dit?
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Kijkopdracht : antwoorden
beantwoord de vragen
wat doet Piet als hij niet genoeg heeft gespaard voor zijn fiets?
Hoe het terugbetalen aan de bank?
Uit welke 2 delen bestaat dit?
Slide 5 - Slide
Lenen
Lenen betekent dat je geld gebruikt dat van een ander is.
Redenen om geld te lenen:
Je wilt iets duurs kopen, zoals een auto en je wilt niet wachten tot je het bedrag bij elkaar gespaard hebt.
Je hebt onverwacht dringend geld nodig. Bijvoorbeeld om een dure reparatie te betalen.
Slide 6 - Slide
AFLOSSEN
Een lening bij de bank betaal je terug met een vast bedrag per maand:
Maandtermijn
Aflossing (terugbetalen van geleende geld)
Rente (vergoeding voor het gebruiken van het geld)
Slide 7 - Slide
Aan de slag
blz 48 en 49
opdracht 32 t/m 38
15 minuten
in stilte
hierna: uitleg deel 2
Slide 8 - Slide
Rekenen met maandtermijn
De rente bij een lening is een vergoeding aan de bank, omdat je hun geld mag gebruiken.
maandtermijn x aantal maanden - geleend bedrag = krediet kosten
Slide 9 - Slide
Stel: je leent € 12.500 om een auto te kopen.
Hoeveel maanden doe je erover om het terug te betalen?
Hoeveel betaal je per maand?
Hoeveel betaal je in totaal?
Hoe hoog is het rentebedrag in totaal?
Slide 10 - Slide
Hoeveel maanden doe je erover om het terug te betalen?
Hoeveel betaal je per maand?
Hoeveel betaal je in totaal?
Hoe hoog is het rentebedrag in totaal?
Hoeveel maanden doe je erover om het terug te betalen?
96 maanden
Hoeveel betaal je per maand?
212 euro
Hoeveel betaal je in totaal?
96x212= 20.352 euro
Hoe hoog is het rentebedrag in totaal?
20.352-12.500= 7852 euro
Slide 11 - Slide
van hele getallen naar %
Hoeveel is......... van ...... in procenten
Hoeveel procent is....... van ..........
Formule:
deel : geheel
aantal of bedrag : totaal x 100
Slide 12 - Slide
Voorbeeld:
Je leent 800 euro, je betaald 75 euro rente.
Hoeveel is het rente percentage?
(Deel : geheel x 100 % = ... )
of via tabel:
100%
..?
800
75
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
Aan de slag: 2.3
blz 50 en 51
opdracht 39 t/m 43
klaar? maak 2.3 af
10 minute alleen in stilte
daarna zachtjes fluisteren
Slide 15 - Slide
Quiz
Slide 16 - Slide
Je betaalt voor je lening in totaal € 486 terug. Het leenbedrag was € 450. Hoeveel betaal je meer terug dan je geleend hebt? Hoeveel procent is dat van het geleende bedrag?
A
meer betaald: € 450
percentage: 9%
B
meer betaald: € 36,00
percentage: 8%
C
meer betaald: € 486
percentage: 0%
D
meer betaald: € 36,00
percentage: 7,4%
Slide 17 - Quiz
Je koopt een Playstation bij de Wehkamp. Hij kost € 239. Je koopt op afbetaling. Je betaalt 12 termijnen van € 21,50. Bereken hoeveel je uiteindelijk hebt betaald voor de Playstation.
A
totaal betaald:
€ 260,50
B
totaal betaald:
€ 239,00
C
totaal betaald:
€ 2.868,00
D
totaal betaald:
€ 258,00
Slide 18 - Quiz
Sara leent 2.000 euro tegen 3,1% rente. Bereken welk bedrag zij aan rente moet betalen.