What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Grammatica - eerste stappen
In welke volgorde ontleed je een zin? Zet het in de juiste volgorde.
PV benoemen
Zinsdeelstrepen
OW benoemen
WG benoemen
LV?
MV?
BWB?
1 / 28
next
Slide 1:
Drag question
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
This lesson contains
28 slides
, with
interactive quizzes
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
In welke volgorde ontleed je een zin? Zet het in de juiste volgorde.
PV benoemen
Zinsdeelstrepen
OW benoemen
WG benoemen
LV?
MV?
BWB?
Slide 1 - Drag question
Grammatica zinsdelen
Maxim leest een tijdschrift voor aan Levi.
Aantal zinsdelen
Persoonsvorm
Onderwerp
Lijdend voorwerp
5
3
4
leest voor
Levi
Maxim
leest
een tijdschrift
Slide 2 - Drag question
Ontleed de zin. Sleep de zinsdelen naar de juiste benamingen.
wwg
ond
mv
lv
Onderweg
heeft
zij
een high-five
haar zus
gegeven.
Slide 3 - Drag question
doet
is of wordt
Er is sprake van een werkwoordelijk gezegde als het onderwerp van de zin iets...
Er is sprake van een naamwoordelijk gezegde als het onderwerp van de zin iets...
Slide 4 - Drag question
Ontleed de zin. Sleep de zinsdelen naar de juiste benamingen.
wwg
ond
mv
lv
Aan wie
zal
de president
de medaille
straks
geven?
Slide 5 - Drag question
doet
is of wordt
Er is sprake van een werkwoordelijk gezegde als het onderwerp van de zin iets...
Er is sprake van een naamwoordelijk gezegde als het onderwerp van de zin iets...
Slide 6 - Drag question
In een naamwoordelijk gezegde...
A
doet iemand iets
B
wil iemand iets
C
is iemand iets
D
staan alleen maar werkwoorden
Slide 7 - Quiz
Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Haar broer schijnt heel aardig te zijn
Slide 8 - Drag question
Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Jesper is naar het circus geweest
Slide 9 - Drag question
Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Ik was een piraat
Slide 10 - Drag question
Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
De nieuwe dokter lijkt me een enge man.
Slide 11 - Drag question
Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Die hond is een gevaarlijke hond!
Slide 12 - Drag question
Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Ik was een piraat
Slide 13 - Drag question
Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Jesper is naar het circus geweest
Slide 14 - Drag question
gezegde
lijdend voorwerp
onderwerp
meewerkend voorwerp
De docent
geeft
uitleg over grammatica
aan de leerlingen.
Slide 15 - Drag question
O =
NG =
LV =
MV =
BWB=
Ik
blijf
de komende weken
enthousiast
over grammatica.
Slide 16 - Drag question
De bijwoordelijke bepaling....
A
Geeft o.a. antwoord op vragen met: Waar Wanneer?
B
Geeft geen duidelijke handeling weer.
C
Is alles wat overblijft in de zin, een prullenbak.
D
Ondergaat de handeling van het onderwerp.
Slide 17 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?
Zij heeft het mij toch verteld.
A
zij
B
heeft
C
mij
D
toch
Slide 18 - Quiz
Wat is de bijwoordelijke bepaling?
Gisteren hebben we de bijwoordelijke bepaling behandeld.
A
we
B
hebben behandeld
C
de bijwoordelijke bepaling
D
gisteren
Slide 19 - Quiz
Lijdend voorwerp
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Jij kan het lijdend voorwerp in die zin vinden.
A
jij
B
het lijdend voorwerp
C
in die zin
D
kan vinden
Slide 20 - Quiz
Wat is de bijwoordelijke bepaling/wat zijn de bijwoordelijke bepalingen in deze zin?
Met deze auto wil ik rijden.
A
met deze auto
B
wil rijden
C
auto
D
ik
Slide 21 - Quiz
Grammatica
Welke ontleding klopt?
Zij kleurden de tekeningen en posters in.
A
zij=lv, de tekeningen =O kleurden=pv
B
zij =O, kleurden in=pv de tekeningen =lv
C
kleurden=pv, de tekeningen en posters=lv kleurden in =WG
Slide 22 - Quiz
De jongen die altijd moe is, is op school in slaap gevallen.
"De jongen die altijd moe is..." = een ...
A
Lijdend voorwerp-zin
B
Bijwoordelijke bepaling-zin
C
Meewerkend voorwerp-zin
D
Onderwerp-zin
Slide 23 - Quiz
In welke zin staat
een meewerkend voorwerp?
A
Tijdens de vakantie zitten we in een hotel aan het strand.
B
Heb je nog gedacht aan Frederiks verjaardag?
Slide 24 - Quiz
Deze zin heeft een meewerkend voorwerp:
"Wil je iets in mijn schrift schrijven?"
A
waar
B
niet waar
Slide 25 - Quiz
Zinsdelen : Welke zin heeft een meewerkend voorwerp?
A
Hij staat Voor de deur
B
Het huis staat aan het water
C
Hij neemt een cadeau mee voor oma
Slide 26 - Quiz
Wat is de bijwoordelijke bepaling/wat zijn de bijwoordelijke bepalingen in deze zin?
Ik heb alles aan mijn vriendin verteld.
A
aan mijn vriendin
B
ik
C
alles
D
er is in deze zin geen bijwoordelijke bepaling
Slide 27 - Quiz
Zinnen ontleden ...
A
... vind ik helemaal niet moeilijk.
B
... vind ik een beetje moeilijk.
C
... vind ik erg moeilijk.
D
... huh? Zinnen ontleden, wat is dat?
Slide 28 - Quiz
More lessons like this
V2 Grammtica 6
October 2022
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Ontleden
November 2023
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Ontleden
November 2024
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Herhalen ontleden, gez,pv,ow,lv, mw, bijv.bep
January 2023
- Lesson with
47 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1,2
GM10 8-4-2021: kinderopvangtoeslag, HZ/BZ/voegw, ontleden
June 2023
- Lesson with
48 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Herhaling grammatica zinsdelen
January 2021
- Lesson with
38 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
GM10 9-4-2021: voegwoorden/indirecte rede, ontleden/relatieve bijzin
June 2023
- Lesson with
39 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
GM10 15-4-2021: ontleden, relatieve bijzin, dictee
June 2023
- Lesson with
32 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1