Find en Fix 2 havo H3 Regenten en Vorsten

Find en Fix
Je krijgt steeds een zin of een aantal zinnen te zien die gaan over de stof.
In deze zin/ zinnen zitten 1 of meerdere fouten.
Vind de fout en verbeter.

Schrijf eerst de fout op daarna de verbetering.


1 / 30
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Find en Fix
Je krijgt steeds een zin of een aantal zinnen te zien die gaan over de stof.
In deze zin/ zinnen zitten 1 of meerdere fouten.
Vind de fout en verbeter.

Schrijf eerst de fout op daarna de verbetering.


Slide 1 - Slide

Voorbeeld
Absolutisme is dat de koning de macht met het parlement moet delen.
Fout: parlement
Goed: de koning heeft alle macht.

Slide 2 - Slide

Droit Divin is dat de koning de macht van de Paus heeft gekregen.

Slide 3 - Open question

Lodewijk XIV heeft als bijnaam de maankoning en liet paleis Versailles bouwen

Slide 4 - Open question

Hugenoten zijn Spaanse Protestanten die naar Duitsland zijn gevlucht

Slide 5 - Open question

De koning van Engeland heeft absolute macht. De grondwet van Engeland heet de Bill of man.

Slide 6 - Open question

In de Republiek heeft een groep rijke burgers : arbeiders genoemd alle bestuursbaantjes. Dit noemen we monarchie

Slide 7 - Open question

In de Republiek hebben we naast de regenten ook een stadhouder en een raadspensionaris. Deze kunnen het goed met elkaar vinden.

Slide 8 - Open question

Nijverheid is een verzamelnaam voor beroepen waarbij je in fabrieken werkt.

Slide 9 - Open question

In de Republiek werd veel geld verdiend met de handel dat noemen we: winstpolitiek.

Slide 10 - Open question

De Republiek kon andere producten gaan produceren om dat we graan uit Engeland haalde, dat noemen we: vadernegotie.

Slide 11 - Open question

1672 was het beste jaar voor de Republiek er was vrede en de oogst was goed.

Slide 12 - Open question

De Republiek richt de VIC op om meer geld te verdienen aan handel met het zuiden. De VIC werd opgericht in 1610.

Slide 13 - Open question

Rechten van de VOC zijn bijv. Het bouwen van handelsposten: Forten genoemd. De VOC kreeg ook 30 seconds positie op de handel met het westen.

Slide 14 - Open question

De WOC is vooral bekend geworden van de vierhoekshandel waarbij het vervoeren van arbeiders een grote rol speelden.

Slide 15 - Open question

DE 17e eeuw wordt in Nederland ook wel de diamanten eeuw genoemd.

Slide 16 - Open question

We zien veel rijkdom maar ook armoede in de 17e eeuw. Rijke mensen lieten hun rijkdom graag zien door wandtapijten te bestellen.

Slide 17 - Open question

De onderwerpen op de wandtapijten waren bijv. Dagelijks leven/ familieportretten en landschappen.

Slide 18 - Open question

Bekende schilders uit de 17e eeuw zijn:
Rembrandt/ van Gogh/ Vermeer en Hals.

Slide 19 - Open question

De meeste mensen in de Republiek waren Luthers. Ze leven ijverig en sober.

Slide 20 - Open question

Er bestaat gewetensvrijheid in de Republiek. Hiermee bedoelen we dat je verplicht het geloof van de staat moet aannemen.

Slide 21 - Open question

Van wegen de gewetensvrijheid komen er niet veel mensen vanuit het buitenland naar de Republiek.

Slide 22 - Open question

De komst van veel migranten was niet goed voor economie van de Republiek.

Slide 23 - Open question

In de Gouden Eeuw vind ook de wetenschappelijke revolutie plaats. We kopiëren kennis uit de Oudheid.

Slide 24 - Open question

In de 17e eeuw denkt men dat de aarde een platte schijf is en het middelpunt van het heelal is: Heliocentrisme.

Slide 25 - Open question

In de wetenschappelijke revolutie worden begrippen als Empirisme en dromen belangrijk.

Slide 26 - Open question

Empirisme is dat alleen nadenken kennis over de wereld oplevert.

Slide 27 - Open question

Rationalisme is kennis door onderzoeken.

Slide 28 - Open question

Bekende Nederlandse wetenschappers zijn: Christiaan Huygens/ Johan van Oldenbarnevelt en Antoni van Leeuwenhoek.

Slide 29 - Open question

Ik vond dit een handige manier om de stof te herhalen.
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quiz