10.1 Man en vrouw

Lesdoelen
  • Primaire en secundaire geslachtskenmerken kunnen noemen.

  • Delen van het voortplantingsorgaan van de man kunnen noemen met de bijbehorende functie.


1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lesdoelen
  • Primaire en secundaire geslachtskenmerken kunnen noemen.

  • Delen van het voortplantingsorgaan van de man kunnen noemen met de bijbehorende functie.


Slide 1 - Slide

Geslachtskenmerken
  • De kenmerken waaraan je kunt herkennen of iemand een man of vrouw is, heten geslachtskenmerken.

  • Primaire geslachtskenmerken zijn vanaf de geboorte zichtbaar.
  • Secundaire geslachtskenmerken zijn vanaf de puberteit zichtbaar.

Slide 2 - Slide

Geslachtskenmerken
  • Vanaf de puberteit worden jongens en meisjes vruchtbaar.

  • In de geslachtsorganen worden geslachtscellen (voortplantingscellen) gemaakt.

  • Bij jongens zijn dit zaadcellen, bij vrouwen zijn dit eicellen.

Slide 3 - Slide

Zaadcellen

Slide 4 - Slide

Geslachtsorganen van een man

Slide 5 - Slide

Ontstaan van sperma

Slide 6 - Slide

Lesdoelen

  • Delen van het voortplantingsorgaan van de vrouw kunnen noemen met de bijbehorende functie.

  • De menstruatiecyclus kunnen uitleggen en aflezen in een schema.


Slide 7 - Slide

Eicellen

Slide 8 - Slide

Geslachtsorganen van een vrouw

Slide 9 - Slide

Voortplantingsstelsel van de vrouw. De meeste voortplantingsorganen liggen in de onderbuik

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Hoe voorkom je zwangerschap
  • Condoom
  • Pil
  •  Spiraaltje
  • Pessarium
  • Sterilisatie

Slide 13 - Slide

Condoom
Voorkomt dat de zaadcellen in de vagina van een vrouw komen. Een eicel kan dan niet bevrucht worden.

Slide 14 - Slide

Pil
Bevat hormonen die ervoor zorgen dat er in de eierstokken geen eicellen rijpen. Daardoor is er geen eisprong en kan er geen bevruchting plaatsvinden.

Slide 15 - Slide

Spiraaltje
Wordt door een arts in de baarmoeder geplaatst. Om het steeltje zit een koperdraad gedraaid of er zitten hormonen in. Een spiraaltje maakt zaadcellen minder vruchtbaar en voorkomt dat een bevruchte eicel in het baarmoederslijmvlies gaat vastzitten.

Slide 16 - Slide

Pessarium
Een kunststofhoesje dat precies op de baarmoedermond past, waardoor zaadcellen niet bij de eicellen kunnen komen.

Slide 17 - Slide

Sterilisatie
Het onderbreken van de zaadleiders of eileiders.

Slide 18 - Slide

Aan de slag
Maak de opdrachten van 10.1

Slide 19 - Slide

Verminderde vruchtbaarheid kan ook het gevolg zijn van een eileider die veel te wijd is. In zo’n geval wordt die eileider soms verwijderd.
 Leg uit dat er toch een bevruchting kan plaatsvinden als een eileider is verwijderd.

Slide 20 - Open question