What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Kostprijs en de bedrijfskolom
Kostprijs en de bedrijfskolom
1 / 21
next
Slide 1:
Slide
Economie
MBO
Studiejaar 1,2
This lesson contains
21 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
2 videos
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Kostprijs en de bedrijfskolom
Slide 1 - Slide
Hoe zit je hier op dit moment?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 2 - Poll
De consumentenprijs is de verkoopprijs
A
inclusief toegevoegde waarde
B
inclusief belasting over de toegevoegde waarde
C
exclusief toegevoegde waarde
D
exclusief belasting over de toegevoegde waarde
Slide 3 - Quiz
Inkoopprijs + brutowinstmarge =
A
De verkoopprijs
B
De consumentenprijs
C
Inkoopfactuurprijs
D
Brutowinstopslag
Slide 4 - Quiz
Inkooprijs + brutowinstmarge + btw = ...
A
verkoopprijs
B
consumentenprijs
C
brutowinst
D
nettowinst
Slide 5 - Quiz
De consumentenprijs is de verkoopprijs exclusief btw.
A
juist
B
onjuist
Slide 6 - Quiz
Wat moet je kennen/ kunnen?
- Aan het einde van de les kun je de toegevoegde waarde berekenen
- Aan het einde van de les kun je de verschillende schakels in de bedrijfskolom benoemen
- Aan het einde van de les kun je de verkoopprijs van de detaillist en groothandel uitrekenen
- Aan het einde van de les kun je de volledige bedrijfskolom invullen
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Vragen?
Hoeveel waarde in € voegt de bakker toe aan het product?
De bakker heeft per dag €45,- Kosten (zonder de inkoop) Hoeveel broden moet hij verkopen om deze kosten terug te verdienen?
Slide 9 - Slide
Bedrijfskolom
Slide 10 - Slide
Stelling:
De consument behoort tot de bedrijfskolom
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quiz
Toegevoegde waarde
Formule toegevoegde waarde
Verkoopprijs – inkoopprijs = toegevoegde waarde / brutowinst!
De toegevoegde waarde is eigen de waarde die wordt toegevoegd tijdens de productie bij een bepaald bedrijf.
Toegevoegde waarde - exploitatiekosten = nettowinst
Slide 12 - Slide
Noem een voorbeeld van kosten die een bedrijf ook moet terugverdienen met de toegevoegde waarde.
Slide 13 - Open question
Hieronder staan vijf kosten. Geef van elke kost aan of het gaat om vaste
of een variabele kosten. Sleep de zinnen naar de juiste plek.
Vaste kosten
Variabele kosten
Reclamekosten
Verzendkosten
Loon vast personeel
Huur
Grondstoffen
Slide 14 - Drag question
Kostprijs
Kostprijs
= Hoeveel het
kost
om een product of dienst te maken.
De kosten zijn onder te verdelen in twee categorieën:
Vaste kosten
Variabele kosten
Slide 15 - Slide
Vaste kosten
Kosten die
niet
meteen veranderen als je meer of minder gaat produceren.
Bijvoorbeeld de huur van je gebouw, loon van je vaste personeel
Slide 16 - Slide
Variabele kosten
Kosten die
wel
veranderen als je meer of minder gaat produceren.
Bijvoorbeeld de kosten van grondstoffen, bezorgkosten (benzine), salaris invalkrachten etc.
Slide 17 - Slide
Commerciële kostprijs
Fabricagekostprijs
Verkoopkosten (vast/variabel) +
------------------------------------
Commerciële kostprijs
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Video
Hoeveel winst (in % ) pakt red bull bij het verkopen van 1 blikje?
Slide 20 - Open question
Wat heb je geleerd?
Slide 21 - Open question
More lessons like this
3.1 - Wat zijn de kosten?
January 2023
- Lesson with
35 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
3.1 - Quizvragen Wat zijn de kosten?
October 2023
- Lesson with
18 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Les 8 M4 Eco2 - 30112021
November 2021
- Lesson with
20 slides
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
3.1 - Wat zijn de kosten?
November 2022
- Lesson with
38 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
3.1 - Wat zijn de kosten?
November 2020
- Lesson with
40 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
3.1 - Wat zijn de kosten?
October 2023
- Lesson with
46 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
3.1 Wat zijn de kosten?
October 2023
- Lesson with
37 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
3.1 - Wat zijn de kosten?
October 2022
- Lesson with
40 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4