les 16-05-2022

wie ben ik?
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

wie ben ik?

Slide 1 - Slide

wat zijn de 6 tekst verbanden?

Slide 2 - Open question

wat zijn de tekstsoorten en daarbij behorende tekstdoelen?

Slide 3 - Open question

Opsommend 
  • Een verband dat dat een opsomming tussen zinnen of alinea's aanduidt. 
  • Mijn moeder wil groenten en fruit kopen. Verder brood en daarnaast wat broodbeleg en tot slot een paar toetjes.

Slide 4 - Slide

Signaalwoorden
opsomming

Slide 5 - Mind map

Tegenstellend
  • Een tegenstellend verband is een zins- of alineaverband dat een tegenstelling tussen zinnen of alinea's aanduidt.
  • De zon zou vandaag schijnen, maar het regent pijpenstelen.

Slide 6 - Slide

Signaalwoorden
tegenstellend verband

Slide 7 - Mind map

Leg uit wat een redengevend tekstverband is.

Slide 8 - Open question

Signaalwoorden
redengevend tekstverband

Slide 9 - Mind map

Leg uit wat een tijdvolgend tekstverband is.

Slide 10 - Open question

Signaalwoorden
tijdvolgend verband

Slide 11 - Mind map

uitleggend tekstverband 
  • Een zins- of alineaverband dat een verklaring tussen zinnen of alinea's aanduidt. 
  • De voetbalcompetitie is in jaren niet zo spannend geweest. Het is dit jaar bijvoorbeeld vaak voorgekomen dat een middenmoter bij een topclub punten kon weghalen.

Slide 12 - Slide

Signaalwoorden
uitleggend verband

Slide 13 - Mind map

Leg uit wat concluderend tekstverband is.

Slide 14 - Open question

Signaalwoorden
concluderend verband

Slide 15 - Mind map

opsommend tekstverband
concluderend tekstverband
tegenstellend tekstverband
redengevend tekstverband
uitleggend/voorbeeldgevend tekstverband
dus
en
toch
zoals
maar
daarom
dat wil zeggen
want

Slide 16 - Drag question

Welk verband herken je in de volgende zin?

Hoewel Marit niet had geleerd voor het examen, haalde ze toch een voldoende.
A
Tegenstelling
B
Tijdvolgorde
C
Opsomming
D
Redengevend

Slide 17 - Quiz

welke teksoort is dit?
A
amuserende tekst
B
activerende tekst
C
informerende tekst
D
overtuigende tekst

Slide 18 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 19 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?

Sharita heeft eerst Engels, daarna heeft zij huiswerkbegeleiding.
A
Tijdsvolgorde
B
Tegenstelling
C
Uitliggend
D
Opsomming

Slide 20 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?

Ik hou ontzettend van sporten, zoals voetballen.
A
Tegenstelling
B
Tijdsvolgend
C
Opsomming
D
uitleggend

Slide 21 - Quiz


Tekstsoort?
A
Amuserende tekst
B
Informerende tekst
C
overtuigende tekst

Slide 22 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?

Adriana kookt graag buitenlandse gerechten, zoals couscous en paella.
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Voorbeeld
D
redengevend

Slide 23 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 24 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?

Mijn broertje wil graag een ijsje, een appeltaart, een cola en een pizza.
A
Tegenstelling
B
Uitleggend
C
Opsomming
D
Voorbeeld

Slide 25 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?

Omdat ik ziek ben, ga ik niet naar school.

A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdsvolgorde
D
Redengevend

Slide 26 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?

Het heeft vannacht enorm gesneeuwd, maar vanmorgen was er geen sneeuw meer te zien.
A
Tegenstelling
B
Redengevend
C
Opsomming
D
Tijdsvolgorde

Slide 27 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
maar
C
tegenover
D
daarentegen

Slide 28 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?

Je moet weer eens naar de kapper want je ziet er niet uit. Zo is je haar veel te lang wat niet mooi staat.
A
Voorbeeld
B
Tegenstelling
C
Toelichting
D
Opsomming

Slide 29 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?

Doordat er een ongeluk gebeurd was, kwamen wij te laat.

A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdsvolgorde
D
Reden

Slide 30 - Quiz

Welk woord past er op de puntjes?

... mijn vader drie keer gevallen was, durfde hij niet meer te schaatsen.
A
Hoewel
B
Nadat
C
Zoals
D
Bovendien

Slide 31 - Quiz

Welk woord past er op de puntjes?

Ik vind pretparken niet leuk. ... word ik misselijk als ik rondjes draai en ... heb ik hoogtevrees.
A
Echter - ook
B
Bovendien - later
C
Allereerst - ook
D
Ondanks dat - niet alleen

Slide 32 - Quiz

Welk woord past er op de puntjes?

Ik durf niet in die snelle achtbaan, ... mijn broertje is een echte waaghals.
A
toch
B
hoewel
C
zoals
D
maar

Slide 33 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
hoewel
D
denk aan

Slide 34 - Quiz

Welk woord past er op de puntjes?

Frisdranken ... cola en sinas bevatten vaak erg veel suiker.
A
zoals
B
terwijl
C
ondanks
D
bovendien

Slide 35 - Quiz

Welk woord past er op de puntjes?

De agent ... ik een bekeuring kreeg, was wel erg vriendelijk.
A
waarvan
B
wiens
C
van wie
D
van die

Slide 36 - Quiz

Welk woord past er op de puntjes?

Benjamin had een drie voor het werkstuk ... hij maakte.
A
wat
B
dat
C
welke
D
die

Slide 37 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijd'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 38 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
ten eerste
B
daarom
C
bijvoorbeeld
D
maar

Slide 39 - Quiz

Ik begrijp de stof.
010

Slide 40 - Poll

Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 41 - Poll