Hoofdstuk 4: grammatica, zinsdelen

Spelling werkwoorden
Hoofdstuk 4, blz. 124
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Spelling werkwoorden
Hoofdstuk 4, blz. 124

Slide 1 - Slide

Congruentie =
Persoon en getal komen overeen met het onderwerp.
Bij een enkelvoudig ow hoort een enkelvoudig pv en bij meervoud hetzelfde. 
voorbeeld:
Wij gaan op vakantie naar Italië.

Slide 2 - Slide

Lastige gevallen:
* De groep betogers wandelde van het Malieveld naar het binnenhof. 
* De jeugd is momenteel een interessante doelgroep.

Slide 3 - Slide

nog meer ...
* Een van de Groningers die naar Australië emigreerden, was mijn vader. 
* De Hongerspelen is een bijzonder meeslepende jeugdroman.

Slide 4 - Slide

de laatste ...
* Twee kilo kaas kost tegenwoordig meer dan tien euro. 

Slide 5 - Slide

inversie, wat is dat?
Wanneer in de zin het onderwerp achter de persoonsvorm staat. 
vb:
Vliegen wij volgende week naar Lissabon?

Slide 6 - Slide

Het merendeel van de aanwezigen (zijn) tevreden over de voorstelling.
A
waren
B
was
C
zijn

Slide 7 - Quiz

Een groep studenten (hebben) dit evenement georganiseerd.
A
Een groep studenten hebben.
B
Een groep studenten heeft.
C
Een groep studenten had.

Slide 8 - Quiz

Een beperkt aantal leden (hebben) het voorstel afgewezen.
A
hebben
B
hadden
C
heeft

Slide 9 - Quiz

Maak er een goede zin van:
De boerderij met de bijgebouwen gingen in vlammen op.

Slide 10 - Open question

(inversie) Maak een goede zin:
Morgen komt uw bestelling binnen en zullen wij die direct bij u afleveren.

Slide 11 - Open question

Inversie is?
A
ow staat vóór de pv
B
ow staat achter de pv
C
ow staat alleen in de zin.
D
pv doet er niet toe.

Slide 12 - Quiz

Welke opdrachten ga je maken?
Blz. 124 opdrachten 1 t/m 5.
Leer de theorie goed.

Slide 13 - Slide