47 Fictie

Pak je spullen en jeleesboek en ga lezen.
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Pak je spullen en jeleesboek en ga lezen.

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  1. Lezen in het leesboek, 15 min
  2. Aan de slag met fictie!

Waarom? Zodat je je kennis in literatuur en de wereld verbreedt.

Slide 2 - Slide

Fictie & Non-fictie
Verzonnen verhalen
Niet-verzonnen teksten

Slide 3 - Slide




  • Verzonnen
  • Vooral voor je plezier

          /                       \               






  • Niet verzonnen
  • Vooral om iets te weten te komen 
Fictie                Non-fictie
Realistisch
Niet-realistisch
Zou echt kunnen gebeuren
Zou niet echt kunnen gebeuren

Slide 4 - Slide

fictie & non-fictie

Slide 5 - Slide

Tekst
Tekstdoel amuseren
  • Als je amuseert, wil je mensen vermaken.
  • Tekstdoel amuseren, tekstsoort amuserende tekst.
  • Tekstvormen bij amuseren:
  • Leesboeken, poëzie, films (geen documentaire).

Slide 6 - Slide

Non-fictie
Realistische fictie
Niet-realistische fictie

Slide 7 - Drag question

Fictie
Fictie
Fictie
Non-fictie
Non-fictie
Non-fictie

Slide 8 - Drag question

Pak je lesboek en ga naar blz. 64

Slide 9 - Slide

Ga aan de slag met:
Fictie en non-fictie (blz. 64) opdr. 1+2
Huiswerk voor morgen.

Slide 10 - Slide

Schrijf op wat je tijdens deze les hebt geleerd.

Slide 11 - Mind map

Pak je spullen en jeleesboek en ga lezen.

Slide 12 - Slide

Wat gaan we doen?
  1. Lezen in het leesboek, 15 min
  2. Voorkennis ophalen
  3. Aan de slag met fictie!

Waarom? Zodat je je kennis in literatuur en de wereld verbreedt.

Slide 13 - Slide

Fictie
Wat is fictie?
A
Verzonnen verhalen
B
Biografie
C
Informatieve verhalen
D
Autobiografie

Slide 14 - Quiz

Fictie kan bestaan uit realistisch fictie en niet-realistisch fictie.

A
niet waar
B
waar

Slide 15 - Quiz

fictie of non-fictie
A
fictie
B
non-fictie

Slide 16 - Quiz


Is dit fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non fictie

Slide 17 - Quiz

Fictie
Non-fictie

Slide 18 - Drag question

Fictie
  1. Fictie:
    Verzonnen verhalen om de lezers te amuseren (vermaken).
  2. Realistische fictie:
    Verzonnen verhalen, gebaseerd op de waarheid, maar er zijn zaken door de schrijver verzonnen en toegevoegd.
  3. Niet realistische fictie:
    Verzonnen verhalen, niet gebaseerd op de werkelijkheid. Zoals Harry Potter.

Slide 19 - Slide

Non-fictie
Non-fictie is niet verzonnen. Dit zijn dus waargebeurde verhalen, zonder dat er ook maar iets is toegevoegd dat is verzonnen.

Voorbeelden: nieuwsberichten, lesboeken, autobiografie (boek over het leven van iemand).

Slide 20 - Slide

Bespreken fictie opdracht 1+2, blz. 64

Slide 21 - Slide

Aan de slag!
Aan de slag met Fictie, paragraaf 1, opdracht 3+4
Huiswerk voor volgende week dinsdag

Klaar? Lees tekst 6  en maak opdr. 5.

Slide 22 - Slide

Personages opdracht 1 t/m 3 (1 les + bespreken volgende les)
Smaak opdracht 1 t/m 3 (1 les + bespreken volgende les)
Lezen+bespreken+Opdracht uitleggen in 1e 60 min-les+aan de slag
Aan de slag volledige 60 min boekbespreking

Slide 23 - Slide