De grove motoriek: het onder controle hebben van bewegingen en spieren zodat je grote bewegingen kunt doen. Bijvoorbeeld kruipen, lopen, fietsen, hinkelen.
De fijne motoriek: het onder controle hebben van bewegingen en spieren zodat je kleine en precieze bewegingen kunt maken. Bijvoorbeeld knutselen, vouwen en schrijven.
Een vaardigheid: iets waar je goed in bent, bijvoorbeeld goed kunnen luisteren of stofzuigen.